4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
16-265381-19
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 5 november 2019 tussen 14.04 uur en 14.15 uur op de N201 richting [plaats 3] fietste en dat hij op een gegeven moment van achteren een scooter aan hoorde komen rijden. Toen de scooter vlak bij hem was, hoorde hij dat de scooter wat afremde. Ineens voelde hij een harde klap tegen zijn fiets en voelde dat er tegen zijn fiets werd geduwd of getrapt.
[slachtoffer 1] zag iemand naast hem staan en hij zag dat er verderop een jongen op een scooter stond te wachten. Hij werd door de jongen die naast hem stond vastgepakt en op de grond geduwd. [slachtoffer 1] kwam hierdoor ten val en hij voelde pijn in zijn rechterarm. De jongen die hem op de grond geduwd had, zette vervolgens zijn knie op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] en duwde zijn gewicht op zijn lichaam . De jongen pakte vervolgens het horloge, een (nep) Rolex, van [slachtoffer 1] . De jongen sprong hierna achterop de scooter en de bestuurder van de scooter reed weg.
[slachtoffer 1] heeft hierdoor een gecompliceerde breuk aan zijn elleboog opgelopen.Hij is geopereerd aan zijn ellebooggewricht, waarbij een botrepositie heeft plaatsgevonden en schroeven zijn geplaatst. De geschatte duur van genezing is vijf maanden. Het is nog onduidelijk of de functie van de rechterarm volledig zal herstellen.
De getuige [getuige 1] zag een jongen voorovergebogen staan en zag dat deze jongen door een andere jongen stevig werd vastgehouden. De andere jongen was bezig iets los te rukken. Naast deze jongens zag [getuige 1] een scooter staan met één persoon erop.
De getuige [getuige 2] zag op 5 november 2019 op het fietspad langs de N201 een jongen met een fiets op de grond liggen. Hij zag dat vanaf deze jongen twee jongens kwamen. De jongens stapten op een scooter en reden weg.
De bestuurder van de scooter droeg een donkerblauwe joggingbroek, zwarte schoenen
met een zwarte zool en grijs vest met capuchon over zijn hoofd met daaronder een zwarte muts.
De bijrijder droeg een zwarte jas met capuchon, lichtgrijze spijkerbroek met gaten, witte Nike Air Force schoenen.
Beiden reden op een donkerblauwe scooter voorzien van het kenteken [kenteken] . De vriendin van [getuige 2] had de jongens gefilmd.
Uit navraag bij de RDW bleek de tenaamgestelde voor het kenteken [kenteken] [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, te zijn.
[medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, heeft verklaard dat hij op 5 november 2019 de bestuurder van de scooter was.
Door verbalisant [verbalisant 1] zijn de camerabeelden van de school van verdachte van 5 november 2019 bekeken. Door verbalisant werd het volgende waargenomen:
- om 13.10 uur liep verdachte met een telefoon aan zijn oor door de aula en om 13.40 uur verliet hij de school. Verdachte droeg witte gympen, een grijsblauwe spijkerbroek met scheuren en een rood/zwart vest of jas;
- zodra verdachte buiten was zag verbalisant dat de kleur van de broek van verdachte met het buitenlicht grijs in plaats van blauw was;
- verdachte stond ongeveer tien minuten op de hoek van de straat -kennelijk op iemand te wachten - en was verschillende keren aan het telefoneren;
- om 13.51 uur stapte verdachte achter op een donkerkleurige scooter, vervolgens reed de scooter uit beeld;
- de bestuurder van de scooter had een grijze hoodie aan, met daarover heen een zwarte jas. Hij droeg verder een donkerkleurige broek en zwarte schoenen.
De afstand van de fietsroute tussen de school van verdachte en de plaats waar de straatroof heeft plaatsgevonden is 8 kilometer en kan bij een gemiddelde snelheid van 40 km/u in 12 minuten afgelegd worden.
Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat er op 5 november 2019 om 13.06 uur, 13.24 uur, 13.49 uur en 13.50 uur contact is geweest met de telefoon van [medeverdachte] , waarbij werd gebeld vanaf de telefoon van verdachte [verdachte] .Op 5 november 2019 om 13.58 uur straalt de telefoon van verdachte de zendmast aan de [straat 1] in [plaats 2] aan, vlakbij de locatie van de straatroof.
Door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn de beelden die op 5 november 2019 zijn gemaakt van de daders van de straatroof bekeken.
[verbalisant 2] , jeugdagent van de wijk waar verdachte woont, herkende de bijrijder van de scooter als [verdachte] . Verbalisant herkende [verdachte] aan zijn:
- normaal tot stevige postuur,
- Marokkaans uiterlijk,
- opvallend grote neus,
- uiterlijk.
[verbalisant 3] , wijkagent van de wijk waar verdachte woont, herkende de bijrijder van de scooter als [verdachte] . Verbalisant herkende [verdachte] aan zijn:
- normaal tot krachtig postuur
- Noord Afrikaans/Arabisch uiterlijk
- grote neus.
Bewijsoverwegingen
Bijrijder scooter
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt dat:
- [medeverdachte] ten tijde van de straatroof de bestuurder van de scooter is geweest.
- De straatroof tussen 14.04 uur en 14.15 uur is gepleegd.
- Verdachte vrijwel direct na het laatste telefonische contact met [medeverdachte] om 13.51 uur achter op een scooter is gestapt.
- De scooter en de bestuurder van de scooter waar verdachte achterop is gestapt, passen binnen het signalement van de scooter en de bestuurder die betrokken waren bij de straatroof. De scooter waar verdachte achterop stapte is, net als de scooter van [medeverdachte] , donker van kleur. De bestuurder van de scooter waar verdachte achterop stapte droeg een zwarte jas, met daaronder een grijze hoodie, zwarte schoenen en een donkere broek. [medeverdachte] droeg ten tijde van de straatroof soortgelijke kleding, te weten een grijze hoodie, een donkerblauwe jogging broek en zwarte schoenen. [medeverdachte] droeg op dat moment geen zwarte jas, de bijrijder wel.
- Verdachte past in het signalement van de dader, tevens de bijrijder van de scooter, van de straatroof. Verdachte droeg op 5 november 2019 op school en bij het verlaten van de school een rood/zwarte jas of vest, een grijze/blauwgrijze broek met scheuren en witte sneakers. De bijrijder van de scooter droeg ten tijde van de straatroof een grijze broek met scheuren, witte sneakers en een zwarte jas.
- Tussen het moment dat verdachte achterop de scooter stapte en het moment dat de straatroof plaatsvond, zit voldoende tijd om de afstand tussen de school van verdachte en de plaats van de straatroof af te leggen.
- De zendmastgegevens betreffende de locatie van de telefoon van verdachte, sluiten verdachte niet uit als één van de daders van de straatroof. Deze gegevens bevestigen dat verdachte ten tijde van de straatroof in de buurt was.
- Verdachte is door twee verbalisanten, die werkzaam zijn in de wijk waar verdachte woont en verdachte ambtshalve kennen en regelmatig contact met hem hebben, herkend als de bijrijder op de scooter.
Verklaringen verdachte
De rechtbank acht de verklaringen die verdachte, geconfronteerd met voormelde feiten en omstandigheden, heeft afgelegd, niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd.
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij op het moment van de straatroof thuis was.
Ter terechtzitting is verdachte van die verklaring teruggekomen, en heeft hij verklaard dat hij op 5 november 2019 gebeld was door [medeverdachte] , die vertelde dat hij ergens in [plaats 1] iemand van een horloge wilde beroven. [medeverdachte] had niet gezegd waar dat precies was. Verdachte zou niet bij de beroving zijn geweest en niets hebben gezien, maar hij is door iemand opgehaald en op de plaats van de beroving gaan kijken wat er zou gebeuren.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte naar de plaats van de straatroof is gereden, terwijl hij alleen wist dat ergens in [plaats 1] een beroving plaats zou vinden. Voorts is verdachte niet bereid om de naam van degene met wie hij naar de plaats van de overval zou zijn gereden te noemen, waardoor het niet mogelijk is om deze verklaring te verifiëren. Overigens was verificatie al niet meer mogelijk, aangezien verdachte eerst op zitting met deze verklaring kwam. Indien deze lezing van verdachte juist zou zijn, was het in zijn belang om dit aanstonds bij de politie te vertellen, omdat de persoon bij wie hij achter op de scooter zou zijn gestapt, zijn alibi had kunnen bevestigen. Bij zijn laatste woord verklaarde verdachte ineens dat hij wel wist waar de beroving had plaatsgevonden. Hij had naar de telefoon van [medeverdachte] gebeld en zijn oproep zou beantwoord zijn door degene die toen bij [medeverdachte] was en die persoon vertelde waar zij waren. De rechtbank acht deze aanvullende verklaring ongeloofwaardig, omdat verdachte kort voor de straatroof contact had met [medeverdachte] en het onwaarschijnlijk is dat [medeverdachte] vervolgens zijn telefoon heeft afgestaan.
Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte volgt dat het laatste contact tussen de telefoons van verdachte en [medeverdachte] om 13.50 uur was, derhalve zeer kort voordat verdachte om 13.51 uur achter op de scooter was gestapt. Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank eerder op dat [medeverdachte] en verdachte met elkaar communiceerden over het moment waarop verdachte opgehaald zou worden. De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat verdachte op het moment dat hij zijn school verliet telefonisch contact met [medeverdachte] heeft gehad en met hem heeft afgesproken dat [medeverdachte] hem op kwam halen. Verdachte is vervolgens bij [medeverdachte] achter op de scooter gestapt. Verdachte heeft onderweg de zwarte jas van [medeverdachte] over zijn rood/zwarte vest/jas aangetrokken, waarschijnlijk om herkenning te voorkomen. Vervolgens zijn zij achter het slachtoffer [slachtoffer 1] aangereden en heeft de straatroof plaats gevonden.
Herkenningen verdachte
De rechtbank acht de herkenningen zoals deze zijn gedaan door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , anders dan de raadsman, voldoende specifiek en onderscheidend.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet slechts de neus van de bijrijder op de scooter zichtbaar is, maar ongeveer driekwart van zijn gezicht. Daarnaast is het postuur van de bijrijder zichtbaar. Beide verbalisanten kennen verdachte ambtshalve, hebben regelmatig contact met verdachte en hebben gedetailleerd beschreven waaraan zij de bijrijder op de scooter herkennen als verdachte.
Daar komt bij dat ook de grijze/blauwgrijze broek met diverse scheuren en witte sneakers overeenstemmen met de kleding en schoenen die verdachte die dag droeg.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat hetgeen de raadsman heeft gesteld over de wijze waarop de herkenningen volgens hem tot stand zouden zijn gekomen, namelijk dat “het voor de hand ligt dat men eerst de – op de beelden duidelijk zichtbare – medeverdachte heeft herkend en vervolgens bij de herkenning van verdachte heeft gevist uit een vijver met bekenden van deze medeverdachte”, niet is onderbouwd.
Zendmasten
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, gelet op de zendmastgegevens betreffende de locatie van zijn telefoon, geen tijd heeft gehad om een straatroof te plegen.
De rechtbank overweegt dat het enkele gegeven dat er vrij weinig tijd zit tussen het aanstralen van de zendmast op de [straat 1] in [plaats 2] om 13.58 uur, vlakbij de plaats van de straatroof, en het moment waarop de telefoon de zendmast om 14.11 uur de [straat 2] in [plaats 4] aanstraalde, niet maakt dat verdachte geen tijd zou hebben gehad om de beroving te plegen.
Medeplegen
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat de medeverdachte [medeverdachte] verdachte niet alleen heeft opgehaald van school, zijn jas heeft geleend, naast het slachtoffer is gaan rijden en vaart heeft geminderd in de nabijheid van het slachtoffer, waardoor verdachte de kans kreeg om het slachtoffer van zijn fiets te duwen of te trappen teneinde hem te beroven van zijn horloge. Bovendien heeft [medeverdachte] ervoor gezorgd dat hij en verdachte nadat het feit gepleegd was, er snel vandoor konden gaan. Deze gang van zaken wijst op een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] , gelet op de aard van het letsel, het operatief ingrijpen, de geschatte duur van de genezing en de onzekerheid of er wel of niet een volledig herstel zal volgen, gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als bijrijder van de scooter degene is geweest die het slachtoffer van zijn horloge heeft beroofd, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
16-272199-19
Verdachte heeft het onder 16-272199-19 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2020;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 1 en 2:
- een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van [verbalisant 4] , pagina 19 en 20.