ECLI:NL:RBMNE:2020:6077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
16-705576-15 verl. PIJ
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige in afwachting van een passende woonvorm

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1992, die momenteel verblijft in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel met 8 maanden beoordeeld, maar heeft uiteindelijk besloten om de maatregel met 5 maanden te verlengen. De rechtbank baseert haar beslissing op de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen en de ontwikkeling van de veroordeelde te bevorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn vooruitgang, nog steeds een verhoogd recidiverisico vertoont en dat een verblijf bij zijn ouders niet in zijn belang zou zijn. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de huidige omstandigheden als gevolg van de Covid-19 uitbraak, die het vinden van een geschikte woonvorm bemoeilijken. De rechtbank heeft de artikelen 6:6:31 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering toegepast in haar overwegingen. De beslissing is genomen in het belang van de veroordeelde, met de hoop dat er spoedig een passende woonvorm voor hem gevonden zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705576-15 (verlenging PIJ-maatregel)
Beslissing op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 9 juni 2020
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] ,
bijgestaan door mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 26 juli 2016, waarbij [veroordeelde] onder andere de PIJ-maatregel is opgelegd;
  • stukken waaruit blijkt dat de maatregel is ingegaan op 10 augustus 2016;
  • het veertiende perspectiefplan van [verblijfplaats] te [plaats] over de periode van 29 november 2019 tot 10 maart 2020;
  • de beslissing van deze rechtbank van 29 november 2019, waarbij de PIJ-maatregel is verlengd met 6 maanden;
  • het door mw. [GGZ-medewerker 1] MSc, behandelcoördinator, uitgebrachte verlengingsadvies van [verblijfplaats] te [plaats] van 8 april 2020, strekkende tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met 8 maanden;
  • het Klinisch Multidisciplinair onderzoek van het Forensisch Centrum Teylingereind (hierna: Forca) van 9 april 2020, opgemaakt door [GGZ-medewerker 2] , GZ-psycholoog en [GGZ-medewerker 3] , Kinder- en jeugdpsychiater;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 28 april 2020, die strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met 8 maanden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van 26 mei 2020. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. E. ter Braak;
- [veroordeelde] ;
- de raadsman van veroordeelde via een skypeverbinding;
- [GGZ-medewerker 1] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator, verbonden aan [verblijfplaats] , via een skypeverbinding.

3.De rapportages en de toelichting daarop

Uit het Forca-rapport blijkt dat [veroordeelde] weinig overzicht heeft, snel overvraagd wordt en niet goed in staat is zijn spanningen en emoties te reguleren. [veroordeelde] heeft laten zien dat hij in sociaal-emotionele zin gegroeid is. Hij ervaart echter zelf maar beperkt wanneer de spanning oploopt. Met externe sturing en eenmaal in gesprek is hij wel beter in staat stil te staan bij zijn emoties en deze bespreekbaar te maken. Het regulerend vermogen bij [veroordeelde] is vrij zwak is, maar verwacht wordt niet dat hij nog verder kan profiteren van behandeling binnen een gesloten behandelkader. Er is immers al langdurig de nodige behandeling ingezet en gemeend wordt dat bij [veroordeelde] het plafond daarvan bereikt is. Langer voortzetten van deze behandeling zal een averechts effect hebben. [veroordeelde] heeft een leefomgeving nodig waarin hij voldoende beschermd en begeleid wordt. Hij is vanwege zijn matige intelligentie en beperkte sociale overzicht aangewezen op een beschermde woonvorm waarbinnen hij, gezien zijn zwak regulerend vermogen, voldoende steun en begeleiding krijgt in het vormgeven van zijn leven buiten de inrichting. Hierbij is essentieel dat deze woonplek aansluit op de begeleidingsbehoefte van [veroordeelde] .
Factoren die gevoelens van frustratie bij [veroordeelde] aanwakkeren, zijn complexe sociale situaties en als hij zich onvoldoende gesteund weet in hoe te handelen in deze situaties.
[veroordeelde] laat op basis van de HCR-20V3 (een risicotaxatie-instrument) nog een vrij hoog recidiverisico zien, maar dat risico wordt beperkt door positieve scores op de SAPROF. Dit is vooral gebaseerd op de onveranderbare historische factoren, en deels ook op aanwezige klinische factoren. Deze laatste factoren worden vooral gunstig beïnvloed als de toekomstige leefsituatie van [veroordeelde] voldoende ondersteuning kan bieden aan zijn relatief zwak impuls regulerend vermogen. De algehele conclusie, vanuit de klinische inschatting en de risicotaxatie-instrumenten tezamen, is dat het risico op toekomstig gewelddadig gedrag matig is en verder beperkt wordt bij de aanwezigheid van een steun biedende woonomgeving.
Uit het verlengingsadvies blijkt dat [veroordeelde] zich in de weken volgend op de onderzoeksperiode begeleidbaar heeft opgesteld en steeds vaker zijn begeleiders opzoekt en praat over de dingen die hem dwars zitten. Dit helpt hem om zijn emoties te reguleren. Er hebben zich sinds zijn terugkeer van de Forca-plaatsing geen incidenten meer voorgedaan, ondanks de doorplaatsing naar een andere groep en de huidige coronamaatregelen. [veroordeelde] doet erg zijn best en laat zien dat hij met de juiste intensieve begeleiding adequaat kan functioneren.
Er wordt druk gezocht naar een geschikte woonplek. Dit is lastig vanwege de specifieke problematiek van [veroordeelde] en wordt verder bemoeilijkt door de huidige maatregelen in verband met de Covid-19 uitbraak. Het zoeken en vinden van een geschikte plek kan daarom makkelijk enkele maanden in beslag nemen. Er zijn al verschillende aanvragen voor [veroordeelde] afgewezen. Bij Abrona is hij aangenomen, maar zij hebben een wachtlijst van één jaar. Er wordt nu ook buiten de regio gezocht nu [veroordeelde] heeft aangegeven daar geen bezwaar meer tegen te hebben.
De afgelopen twee weken voor deze zitting is de spanning bij [veroordeelde] wat toegenomen. Gebleken is dat een-op-een aandacht, gesprekjes, rondjes lopen en even sporten helpen om de spanning bij hem te reguleren en laten zakken. [veroordeelde] vindt het heel moeilijk om dat zelf te doen.
Indien de PIJ-maatregel nu zou stoppen, zou [veroordeelde] op straat of bij zijn ouders terecht komen. Duidelijk is geworden dat [veroordeelde] matig verstandelijke beperkingen heeft en een periodiek explosieve stoornis die tot uiting komt wanneer hij dingen niet goed begrijpt en overziet. Daarnaast is bij [veroordeelde] sprake van een kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid of goedgelovigheid. Zijn ouders kunnen hem niet de benodigde structuur en ondersteuning bieden die hij nodig heeft om het (zonder die structuur en ondersteuning bestaande) hoge recidiverisico in te kunnen dammen. Daarbij is de buurt waar de ouders van [veroordeelde] wonen geen geschikte woonomgeving en heeft [veroordeelde] geen dagbesteding en werk. Voorkomen moet worden dat [veroordeelde] nu in een setting terechtkomt waarin hij buiten zijn eigen schuld, door zijn omgeving de fout in zou gaan en waarin de ontwikkeling die hij de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, weer volledig teniet wordt gedaan.
Begeleiding in de thuissituatie van een buddycoach, zoals [veroordeelde] voorstelde, biedt niet een grote mate van structuur en ondersteuning die [veroordeelde] nodig heeft en zou dus niet voldoende zijn om zijn spanning te reguleren. [veroordeelde] heeft iemand nodig die altijd bij hem is, hem altijd naar zijn werkplek begeleid en bij wie hij op elk moment terecht kan.
Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico en in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling, is het noodzakelijk dat [veroordeelde] zich de komende tijd verder gaat ontwikkelen in een kader van de onvoorwaardelijke PIJ. Geadviseerd wordt de PIJ met 8 maanden te verlengen zodat er tijd is om het STP vorm te geven. Het STP kan starten zodra [veroordeelde] een geschikte woonplek heeft.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met 8 maanden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Gelet op de inhoud van het Forca-rapport blijkt onvoldoende dat verlenging van de PIJ-maatregel nodig is voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Het risico op recidive wordt ingeschat op matig en kan verder beperkt worden met steun uit de woonomgeving. [veroordeelde] kan niet verder profiteren van een behandeling in een gesloten kader. Het langer voortzetten van de behandeling zal voor hem zelfs averechts werken. Er moet op korte termijn een passende woonplaats voor [veroordeelde] gevonden worden.
Het zoeken en vinden van een passende woonvorm kan ook zonder het kader van de PIJ-maatregel. Fysieke aanwezigheid van begeleiders en behandelaars is niet vereist. De benodigde begeleiding en structuur kan ook op andere manieren worden vormgegeven als [veroordeelde] tijdelijk, totdat er een goede plek voor hem gevonden is, bij zijn ouders verblijft. [veroordeelde] mag niet de dupe worden van de huidige maatregelen in verband met de Covid-19 uitbraak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verlengingsperiode te beperken tot 3 maanden.

5.Het oordeel van de rechtbank

[veroordeelde] is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 26 juli 2016 veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling, poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en vernieling. Bij genoemd arrest is aan [veroordeelde] onder meer de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. Met betrekking tot de duur van deze maatregel heeft het gerechtshof overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [veroordeelde] is veroordeeld voor feiten die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De PIJ-maatregel is gaan lopen op 10 augustus 2016. Als de maatregel niet opnieuw wordt verlengd, eindigt de maatregel definitief op 31 mei 2020.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd advies en de behandeling ter terechtzitting volgt dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en verlenging tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] .
De rechtbank overweegt dat uit de rapportages van de deskundigen en hetgeen ter terechtzitting besproken is, volgt dat bij het wegvallen van de huidige structuur en begeleiding, gelet op de persoon en problematiek van [veroordeelde] , het risico op recidive hoog is.
Een verblijf bij zijn ouders, ter overbrugging van de periode totdat er een geschikte en passende woonvorm voor [veroordeelde] is gevonden, is naar het oordeel van de rechtbank geen optie. Dit levert een verhoogd risico op recidive op en is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] , nu daar aan [veroordeelde] niet de noodzakelijke structuur en begeleiding geboden kan worden.
De rechtbank zal de vordering tot verlenging toewijzen voor een periode van 5 maanden. De rechtbank acht een periode korter dan 5 maanden niet reëel om, gelet op de persoon van [veroordeelde] en de huidige omstandigheden ten gevolge van de Covid-19 uitbraak, een geschikte en passende woonvorm voor [veroordeelde] te vinden. Een verlenging van 8 maanden zal echter contraproductief werken bij [veroordeelde] en hem perspectief ontnemen. De rechtbank wil bovendien, gelet op het feit dat [veroordeelde] blijkens het Forca-rapport is uitbehandeld en verdere behandeling binnen de PIJ-maatregel een contraproductief effect op [veroordeelde] zal hebben, een vinger aan de pols houden. De rechtbank acht het namelijk van groot belang, en gaat er gelet op toelichting op de zitting van [veroordeelde] behandelaar ter zitting ook vanuit, dat de inrichting en behandelaars van [veroordeelde] in het belang van [veroordeelde] , alles op alles zullen zetten op zo spoedig mogelijk een plaats bij een passende en geschikte woonvorm voor [veroordeelde] te vinden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 6:6:31 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde]met de termijn van 5
maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.G. Bakker, kinderrechter, en I.G.C. Bij de Vaate, rechter,
bijgestaan door G. van Engelenburg, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 9 juni 2020.