ECLI:NL:RBMNE:2020:6069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/162239-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de eerbaarheid op openbare plaatsen met voorwaardelijke taakstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die meerdere keren schuldig is bevonden aan schending van de eerbaarheid op plaatsen die voor het openbaar verkeer bestemd zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren met een proeftijd van twee jaren. De zaak kwam aan het licht na verschillende meldingen van getuigen die de verdachte op verschillende data in 2019 in Utrecht en Maarssen hebben gezien terwijl hij zich schuldig maakte aan schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als wettig en overtuigend beoordeeld, waarbij de verklaringen van de aangevers en aangeefsters als doorslaggevend werden beschouwd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zichzelf krabde, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact die deze hebben gehad op de slachtoffers, die zich onveilig voelden door het gedrag van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke taakstraf meer passend was, gezien de omstandigheden van de verdachte en de reeds ingezette hulpverlening. De benadeelde partij die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet was aangetoond dat zij schade had geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis behandeld, waarbij de proeftijd van de verdachte met een jaar werd verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/162239-19 (hoofdzaak); 16/652029-17 (vordering tot tenuitvoerlegging); 16/102179-19 (gev. ttz); 16/121121-19 (gev. ttz); 16/125914-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de Wessel [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Lobregt en van hetgeen mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [aangevers] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/162239-19
op 23 juni 2019 te Utrecht schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
16/102179-19
op 19 april 2019 te Utrecht schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
16/1621121-19
op 17 mei 2019 te Utrecht schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
16/125914-19
feit 1:
op 31 maart 2019 te Maarssen schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 2:
op 7 april 2019 te Maarssen schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat er geen ondersteunend bewijs is voor hetgeen de aangever en aangeefsters stellen te hebben gezien, dat geconstateerd is dat verdachte plekken op zijn lichaam en bij zijn schaamstreek heeft waardoor het niet is uit te sluiten dat hij zichzelf krabde en dat niet alle aangeefsters hebben waargenomen dat verdachte zijn hand om zijn penis hield.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier, in onderling verband en samenhang bezien.
Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 31 maart 2019 en 7 april 2019 te Maarssen en op 19 april 2019, 17 mei 2019 en 23 juni 2019 te Utrecht in het openbaar schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaringen van de aangever en aangeefsters grotendeels overeenkomen ten aanzien van de precieze gedragingen van verdachte. Zo verklaren zij allemaal dat verdachte op de voornoemde data zijn hand in zijn broek ter hoogte van zijn geslachtsdeel hield en daarbij op- en neergaande of trekkende bewegingen maakte. Verdachte heeft bevestigd dat hij deze persoon was en dat hij zijn hand in zijn broek had, maar verklaart dat hij zichzelf krabde. Nu uit de verklaringen van aangeefsters tevens volgt dat verdachte aangeefsters hierbij indringend aankeek en/of oogcontact zocht en/of voorbij fietsende vrouwen nakeek, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij zichzelf alleen maar krabde niet aannemelijk. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/162239-19
op 23 juni 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de 2e Polderweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en
- vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen in zijn broek te maken ter hoogte van zijn geslachtsdeel en
- de voorgaande handelingen aan [aangevers] te tonen terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] ;
16/102179-19
op 19 april 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Vechtdijk, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en
- vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen in zijn broek te maken ter hoogte van zijn geslachtsdeel en
- de voorgaande handelingen aan [aangevers] en [aangevers] te tonen terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en die [aangevers] ;
16/121121-19
op 17 mei 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Mississippidreef en 2e Polderweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en
- vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen in zijn broek te maken ter hoogte van zijn geslachtsdeel en
- de voorgaande handelingen aan [aangevers] te tonen terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] ;
16/125914-19
feit 1:
op 31 maart 2019 te Maarssen, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Herenweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en
- vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen in zijn broek te maken ter hoogte van zijn geslachtsdeel, en
- zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en
- zijn ontblote geslachtsdeel met zijn hand vast te pakken en vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen aan zijn geslachtsdeel te maken en
- de voorgaande handelingen aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en
- die [aangevers] daarbij aan te kijken;
feit 2:
op 7 april 2019 te Maarssen de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Tuinbouwweg en Herenweg,
door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en
- vervolgens met zijn hand op- en neergaande bewegingen in zijn broek te maken ter hoogte van zijn geslachtsdeel en
- de voorgaande handelingen aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handelingen uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en
- die [aangevers] daarbij aan te kijken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/162239-19, 16/102179-19, 16/121121-19, 16/125914-19, feit 1, feit 2:
telkens, schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en de verplichting om mee te werken aan urinecontroles.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer drie maanden op vijf verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid op de openbare weg en heeft daarbij nietsvermoedende voorbijgang(st)ers geconfronteerd met zijn seksueel getinte handelingen. Uit de verklaringen van de aangever en aangeefsters blijkt dat zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid hebben teweeggebracht. Een van de aangeefsters heeft ter zitting verklaard dat zij niet meer in het park in de buurt van haar woning durft te wandelen vanwege het aanstootgevende gedrag van verdachte. Dergelijk gedrag wordt in het algemeen als onwenselijk, onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd. Verdachte heeft dit ondergeschikt gemaakt aan zijn verlangen om zijn eigen lustgevoelens te bevredigen.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 26 augustus 2019 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel, noch in het nadeel mee van verdachte. Daarnaast liep verdachte ten tijde van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, hetgeen hem er niet van weerhield om de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies, uitgebracht door R. Jacobs, reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De reclassering is van mening dat er sprake is van pathologie en dat hij vanwege zijn persoonlijkheidsprofiel niet eenvoudig te begeleiden is. Verder heeft verdachte een beperkt zelfinzicht en is een inschatting van de kans op herhaling lastig te maken. In vergelijking met jaren geleden is verdachte wel in een rustiger vaarwater gekomen en is de zorg vrij goed georganiseerd. De structuur en het zorgaanbod hebben een positieve invloed op het recidiverisico. De reclassering adviseert het huidige kader te verlengen en eventueel een nieuw kader op te leggen met als aanvullende voorwaarde dat verdachte dient mee te werken aan nieuwe diagnostiek. De reclassering acht daarbij de oplegging van een werkstraf passend.
Ten slotte heeft de rechtbank bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten
rekening gehouden met wat er doorgaans in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Gelet op de problematiek van verdachte en de reeds ingezette hulpverlening, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf opgelegd dient te worden. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling (met eventueel diagnostisch onderzoek), begeleid wonen en het meewerken aan urinecontroles. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf, voor de duur van 120 uren, geheel voorwaardelijk, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangevers] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/102179-19 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet is gebleken dat zij schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval niet voldaan aan het in artikel 6:106 lid 1 onder b BW genoemde vereiste dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een daarop gebaseerde vordering is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen is niet genoeg. De benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Een uitzondering op dit uitgangspunt kan worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Dat in dit geval aan de vereisten voor toekenning van immateriële schade is voldaan, is onvoldoende gesteld en ook overigens niet gebleken. De benadeelde partij heeft immers uitsluitend gesteld dat zij als gevolg van de strafbare gedraging van verdachte werd vervuld met gevoelens van afschuw en onveiligheid. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van 4 mei 2017 van de rechtbank Midden-Nederland onder parketnummer 16/652029-17 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van de veroordeelde.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 in Utrecht, waar verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ook als dat inhoudt het meewerken aan diagnostisch onderzoek en/of de opmaak van een delictanalyse voor schennispleging, waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijft in Lister of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan urinecontroles ten behoeve van het monitoren van zijn alcohol- en drugsgebruik, waarbij de reclassering een alcohol- of drugsverbod kan opleggen indien zij dat noodzakelijk vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • verklaart [aangevers] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652029-17
- verlengt de bij vonnis van 4 mei 2017 door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/162239-19
hij op of omstreeks 23 juni 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de 2e Polderweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en/of
- ( vervolgens) (met zijn hand) op- en neergaande en/of trekkende bewegingen in zijn broek te maken (aan/ter hoogte van zijn geslachtsdeel), althans zijn geslachtsdeel te betasten en/of
- de voorgaande handeling(en) aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] ;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
16/102179-19
hij op of omstreeks 19 april 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Vechtdijk, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en/of
- ( vervolgens) (met zijn hand) op- en neergaande en/of trekkende bewegingen in zijn broek te maken (aan/ter hoogte van zijn geslachtsdeel), althans zijn geslachtsdeel te betasten en/of
- de voorgaande handeling(en) aan [aangevers] en/of [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en/of die [aangevers] ;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
16/121121-19
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Utrecht de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Mississippidreef en/of 2e Polderweg,
door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en/of
- ( vervolgens) (met zijn hand) op- en neergaande en/of trekkende bewegingen in zijn broek te maken (aan/ter hoogte van zijn geslachtsdeel), althans zijn geslachtsdeel te betasten en/of
- de voorgaande handeling(en) aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] ;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
16/125914-19
1
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
Herenweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en/of
- ( vervolgens) (met zijn hand) op- en neergaande en/of trekkende bewegingen in zijn broek te maken (aan/ter hoogte van zijn geslachtsdeel), althans zijn geslachtsdeel te betasten en/of
- zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en/of
- zijn ontblote geslachtsdeel met zijn hand vast te pakken en/of (vervolgens) met zijn hand op- en neergaande en/of trekkende bewegingen aan zijn geslachtsdeel te maken en/of
- de voorgaande handeling(en) aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en/of
- die [aangevers] (daarbij) aan te kijken;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Tuinbouwweg en/of Herenweg, door
- met zijn hand in zijn broek (voorzijde) te gaan en/of
- ( vervolgens) (met zijn hand) op- en neergaande en/of trekkende bewegingen in zijn broek te maken (aan/ter hoogte van zijn geslachtsdeel), althans zijn geslachtsdeel te betasten en/of
- de voorgaande handeling(en) aan [aangevers] te tonen, althans de voorgaande handeling(en) uit te voeren terwijl dit zichtbaar was voor die [aangevers] en/of
- die [aangevers] (daarbij) aan te kijken;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )