In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel van een veroordeelde, geboren in 2002. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel met 2 jaren toegewezen. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd in een vonnis van 24 november 2017, waarbij de veroordeelde was veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag en verkrachting. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de ontwikkeling van de veroordeelde en de noodzaak van externe controle en toezicht binnen een therapeutisch leefklimaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich goed inzet voor zijn behandeling, maar dat het recidiverisico hoog blijft. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de algemene veiligheid van personen en voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 6:6:31 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering.