ECLI:NL:RBMNE:2020:6068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/700103-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel van een veroordeelde, geboren in 2002. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel met 2 jaren toegewezen. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd in een vonnis van 24 november 2017, waarbij de veroordeelde was veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag en verkrachting. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de ontwikkeling van de veroordeelde en de noodzaak van externe controle en toezicht binnen een therapeutisch leefklimaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich goed inzet voor zijn behandeling, maar dat het recidiverisico hoog blijft. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de algemene veiligheid van personen en voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 6:6:31 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/700103-17 (vordering verlenging PIJ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 19 mei 2020
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] , [adres] , [postcode] [plaats] ,
hierna: [veroordeelde] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • een gewaarmerkt extract van het vonnis van deze rechtbank van 24 november 2017, waarbij aan [veroordeelde] onder meer de PIJ-maatregel is opgelegd;
  • het door drs. [medewerker GGZ 1] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator en [medewerker GGZ 2] , pedagogisch directeur [verblijfplaats] , uitgebrachte verlengingsadvies PIJ-maatregel van 20 maart 2020, strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel met 24 maanden, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [veroordeelde] , te weten de perspectiefplannen over de periode 8 juni 2017 tot en met 18 maart 2020;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 22 april 2020, die strekt tot verlenging van de PIJ- maatregel met 2 jaar.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaats gevonden ter zitting van 19 mei 2020. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. A.M. Tromp;
- de veroordeelde [veroordeelde] via een videoverbinding;
- de raadsvrouw van veroordeelde mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede;
- de ouders van [veroordeelde] ;
- mevrouw drs. [medewerker GGZ 1] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator, verbonden aan [verblijfplaats] , via een videoverbinding;
- de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] , vergezeld door hun advocaat mr. L. van Gaalen – van Beuzekom, advocaat te Utrecht, en mw. G. de Jong, namens Slachtoffer Hulp Nederland.

3.De rapportage en de toelichting daarop

Uit het verlengingsadvies volgt dat [veroordeelde] zich goed inzet voor zijn behandeling en dat deze goed op gang is gekomen. [veroordeelde] maakt in kleine stapjes een positieve ontwikkeling door en is actief aan de slag met het bewerken van aanwezige risicofactoren en op zoek naar gedragsalternatieven. Daar staat tegenover dat ondanks de inzet van [veroordeelde] en de doorgemaakte ontwikkeling, het recidiverisico, wanneer alle juridische kaders per direct weg zouden vallen en de pijlers wonen, dagbesteding en vrijetijdsbesteding nog niet zijn ingeregeld, als hoog wordt getaxeerd. Externe controle en toezicht binnen een therapeutisch leefklimaat wordt nog noodzakelijk geacht. Daar het grootste deel van de risicofactoren voorvloeien uit de aanwezige ASS-problematiek, zal gedurende de verdere behandeling moeten blijken hoeveel groei er uiteindelijk nog verder mogelijk is. Het perspectief van [veroordeelde] ligt in de komende periode in het enerzijds verder bewerken van de problematiek (het verbeteren en herkennen van emoties en emotieregulatie, het vergroten van copingvaardigheden en het vergroten van sociale en seksuele vaardigheden) en het intrainen van gedragsalternatieven die vertaald dienen te worden naar gedragsregels, en anderzijds het leren omgaan met aanwezige problematiek.
Verlof dient de komende periode een wezenlijk en noodzakelijk onderdeel te zijn van het behandeltraject, daar het van belang is gedrag te oefenen in een andere context dan binnen de gestructureerde en gesloten omgeving van de inrichting. Voor het in kaart brengen van de gedragsalternatieven, deze te vertalen naar gedragsregels en deze vervolgens in te trainen middels een gefaseerd opgebouwd verloftraject, zal geruime tijd nodig zijn, waarbij er tevens rekening mee gehouden dient te worden dat de maatschappelijke gevoeligheid en mediagevoeligheid van deze casus van invloed zijn op het tempo van het traject. Om dit traject op verantwoorde wijze vorm te kunnen geven zijn tenminste nog 24 maanden nodig. Het advies is dan ook de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met 2 jaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de officier van justitie toe te wijzen.
[veroordeelde] heeft ter terechtzitting toegelicht waar de behandeling en de therapieën in de inrichting concreet uit bestaan en aangegeven dat hij in de afgelopen tijd veel geleerd heeft, dat hij veel inzicht heeft gekregen in zichzelf en zijn problematiek maar dat hij nog niet klaar is met de behandeling. [veroordeelde] is het dan ook eens met het verlengingsadvies.

5.Het oordeel van de rechtbank

[veroordeelde] is bij genoemd vonnis van deze rechtbank veroordeeld voor de gekwalificeerde doodslag en verkrachting van [slachtoffer] . Aan [veroordeelde] is onder meer een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. Met betrekking tot de duur van deze maatregel heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [veroordeelde] is veroordeeld voor een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De PIJ-maatregel is gaan lopen op 31 mei 2018. Als de maatregel niet opnieuw wordt verlengd, eindigt de maatregel definitief op 31 mei 2020.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd advies en wat ter zitting is besproken, volgt dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. De verlenging is ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] . De rechtbank overweegt dat de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van 2 jaren is onderbouwd en dat uit voornoemd advies duidelijk blijkt welke problematiek bij [veroordeelde] nog aanwezig is, wat voor behandeling daarvoor nodig is en dat de behandeling vanwege het hoge recidiverisico residentieel moet worden voortgezet. De rechtbank acht hiervoor een termijn van 2 jaren passend.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 6:6:31 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] voor de duur van 2 jaren.
Deze beslissing is genomen door mr. L.E. Verschoor – Bergsma, voorzitter en tevens kinderrechter, mrs. E.J. van Rijssen en J.W.B. Snijders Blok, kinderrechters, bijgestaan door mr. R. Jaâter als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 19 mei 2020.
Mr. J.W.B. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.