In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2020, is de verdachte beschuldigd van computervredebreuk. De zaak kwam voort uit een incident op 7 juli 2019, waarbij de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk toegang heeft verkregen tot het [naam] -account van de aangeefster, door de beveiliging te doorbreken met behulp van haar wachtwoord. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld, waarbij de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, de verdachte beschuldigde en de verdediging werd gevoerd door mr. B.C.M. Sprenger.
Tijdens de zitting op 7 januari 2020 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, wat strafbaar is volgens artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster en deelname aan een klinische behandeling.
De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de in beslag genomen goederen te verbeurd te verklaren, beoordeeld. De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon, maar de rechtbank heeft besloten om deze teruggave te gelasten. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder vonnis verlengd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de ernst van computervredebreuk en de impact op de privacy van de aangeefster, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.