ECLI:NL:RBMNE:2020:6066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/235116-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Computervredebreuk en de gevolgen voor de verdachte in een strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2020, is de verdachte beschuldigd van computervredebreuk. De zaak kwam voort uit een incident op 7 juli 2019, waarbij de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk toegang heeft verkregen tot het [naam] -account van de aangeefster, door de beveiliging te doorbreken met behulp van haar wachtwoord. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld, waarbij de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, de verdachte beschuldigde en de verdediging werd gevoerd door mr. B.C.M. Sprenger.

Tijdens de zitting op 7 januari 2020 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, wat strafbaar is volgens artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster en deelname aan een klinische behandeling.

De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de in beslag genomen goederen te verbeurd te verklaren, beoordeeld. De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon, maar de rechtbank heeft besloten om deze teruggave te gelasten. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder vonnis verlengd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de ernst van computervredebreuk en de impact op de privacy van de aangeefster, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/235116-19; 13/650686-17 (vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] , [adres] [postcode] [plaats 1] (hierna: [verblijfplaats] ).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. B.C.M. Sprenger, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 juli 2019 te Houten opzettelijk en wederrechtelijk het [naam] -account van [aangever] is binnengedrongen door de beveiliging te doorbreken met behulp van haar wachtwoord, waartoe hij niet gerechtigd was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 januari 2020 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 juli 2019 te Houten opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten het [naam] -account van [aangever] , is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging,
b. met behulp van een valse sleutel, te weten het wachtwoord van dat [naam] -account van die [aangever] , waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Computervredebreuk

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de aangeefster, een klinische behandeling bij [verblijfplaats] en het verplicht meewerken aan controles van digitale gegevensdragers;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er bij verdachte sprake is van een hardnekkige problematiek die vergelijkbaar is met een alcoholverslaving waarbij hij met vallen en opstaan vooruitgang boekt. Daarnaast heeft verdachte een relatief licht vergrijp gepleegd waar normaal gesproken taakstraffen voor opgelegd worden. De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door het [naam] -account van de aangeefster binnen te dringen. Verdachte heeft dit gedaan met behulp van het wachtwoord van de aangeefster. Hij heeft daarmee niet alleen een ernstige inbreuk op haar privacy gemaakt, maar ook het vertrouwen dat in de maatschappij bestaat in het veilig gebruik van digitale systemen en het internet, geschaad.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in strafverzwarende zin rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 2 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds in mei 2018 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast liep verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd, opgelegd bij dezelfde veroordeling van mei 2018. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 30 december 2019, opgemaakt door P. van der Haghen, reclasseringswerker. De reclassering stelt ten aanzien van verdachte dat er sprake is van een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke en borderline kenmerken. Verdachte is ruim een jaar klinisch behandeld bij [instelling] . Vanuit die kliniek is geadviseerd om verdachte elders in behandeling te nemen voor een nieuwe behandelpoging. Verdachte verblijft op dit moment in de [verblijfplaats] waar de behandeldoelen met name gericht zijn op copingvaardigheden en het vergroten van probleeminzicht. De huidige behandelaar binnen de [verblijfplaats] heeft aangegeven dat een klinische behandelduur van minimaal een jaar noodzakelijk gaat zijn om hernieuwd een behandelpoging en gedragsverandering bewerkstelligd te kunnen krijgen. De rapporteur Van der Haghen heeft ter terechtzitting benadrukt dat het gaat om hardnekkige problematiek, dat er een langdurige aanpak nodig is en dat de vooruitgang tot nu toe minimaal is.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare.
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en daarbij rekening houdend met de persoon van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Gelet op het recidivegevaar en hetgeen de rapporteur ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, acht de rechtbank het noodzakelijk om aan deze gevangenisstraf een proeftijd van 3 jaren te koppelen met de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen telefoon te retourneren aan verdachte, gelet op het feit dat het delict niet met deze toestellen is gepleegd en het niet mogelijk is om met de Alcatel telefoon te recidiveren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal, gelet op wat er door de verdediging is aangevoerd, teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Telefoontoestel (merk: Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoontoestel (merk: Alcatel);
  • 1 STK SANDISK;

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Amsterdam van 16 mei 2018 (parketnummer 13/650686-17) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van verdachte.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 138ab van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich, zolang de reclassering en de leiding van de zorginstelling dat nodig achten – maar gedurende maximaal één jaar – klinisch laat behandelen en zich daartoe verder laat onderzoeken en behandelen bij de [verblijfplaats] of soortgelijke klinische forensische zorg, zulks ter beoordeling van het IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* tijdens huisbezoeken meewerkt aan controles van digitale gegevensdragers met betrekking tot zijn internetgebruik, zolang de reclassering dat nodig acht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
  • 1 STK Telefoontoestel (merk: Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoontoestel (merk: Alcatel);
  • 1 STK SANDISK;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/650686-17
- verlengt de bij vonnis van 16 mei 2018 door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 januari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Houten , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten het [naam] -account van [aangever] , is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging,
b. met behulp van een valse sleutel, te weten het wachtwoord van dat [naam] -account van die [aangever] , waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
( art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 september 2019, genummerd PL0900/2019236767, opgemaakt door politie Districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 168. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 januari 2020.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 29 tot en met 32.