ECLI:NL:RBMNE:2020:6063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2020
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/159329-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk vervoer van cocaïne en vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2020, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 6041,3 gram cocaïne op 2 juli 2019. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 18 oktober en 20 december 2019. De officier van justitie, mr. H. Leepel, heeft de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. Y. Bouchikhi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij onder druk stond om de drugs te vervoeren om een schuld van €1500,- af te lossen. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende aanwijzingen waren voor een overtreding van de Opiumwet, waardoor de doorzoeking rechtmatig was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en achtte de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn opleiding en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen was bedoeld om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/159329-19 (P); 96/097513-18 (vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 oktober 2019 en 20 december 2019. Het onderzoek is gesloten op
27 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 juli 2019 te [plaats] opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6041,3 gram cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert primair aan dat de op 2 juli 2019 uitgevoerde doorzoeking van de auto van verdachte onrechtmatig is geweest. Uit hetgeen op pagina 7 van het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd, blijkt dat de auto op een takelwagen stond en dat verbalisant [verbalisant 1] van zijn collega heeft gehoord dat er geen bijzonderheden in de auto lagen. Vervolgens heeft [verbalisant 1] op basis van een onderbuikgevoel in de auto gekeken. Daarbij heeft de verbalisant achter uit de kofferbak een doosje gehaald en dat geopend. Op dat moment was de onrechtmatige doorzoeking een feit, omdat er nog geen redelijk vermoeden van schuld was. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij vervolgens deels in de Big Shopper tas op de achterbank kon kijken en daarin een bruinkleurig rechthoekig blok zag liggen. Er kon op dat moment geen sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, waardoor de doorzoeking onrechtmatig is geweest en al hetgeen naar aanleiding van de doorzoeking in beslag is genomen dient te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte dient als gevolg daarvan te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft subsidiair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat verdachte geen opzet had op het vervoeren dan wel aanwezig hebben van cocaïne. Verdachte werd verteld dat hij om een schuld in te lossen hasj moest vervoeren en hij kreeg een telefoon waarmee hij instructies kreeg om van A naar B te rijden. Deze verklaring wordt ondersteund doordat DNA van een andere persoon is aangetroffen op de tas waarin de cocaïne zat en er geen sporen van verdachte zijn aangetroffen. Verder is van belang dat verdachte geen verborgen ruimtes in zijn auto heeft, terwijl bij het vervoer van een zodanige hoeveelheid drugs het wel gebruikelijk is dat het goed wordt verborgen en niet in een open Big Shopper tas op de achterbank wordt vervoerd. Er zijn daarom geen aanwijzingen dat verdachte wist of willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inhoud van de blokken cocaïne betrof, hetgeen meebrengt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Onrechtmatige doorzoeking
De rechtbank overweegt dat op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en hetgeen ter terechtzitting is besproken, de volgende conclusies kunnen worden getrokken. Het voertuig waarin verdachte op 2 juli 2019 omstreeks 22:50 uur reed voerde geen linker achterlicht en verbalisant [verbalisant 1] maande verdachte om te stoppen. Op dat moment maakte verdachte een manoeuvre om de politieauto te ontwijken en reed hij weg. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd zich te onttrekken aan een mogelijke staande houding en heeft daarbij een ongeval veroorzaakt. Toen verdachte werd nagekeken door ambulancemedewerkers heeft verbalisant [verbalisant 2] een speekseltest uitgevoerd bij verdachte, waaruit de indicatie kwam dat hij onder invloed was van THC. Ten slotte heeft verbalisant [verbalisant 1] door de kapotte ruit van de passagiersdeur van verdachte zijn auto gekeken, waarin hij een
Big Shoppertas zag liggen met als inhoud een ingetapet bruinkleurig rechthoekig blok. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een overtreding van de Opiumwet, waardoor de verbalisanten dan ook op grond van artikel 9 van de Opiumwet bevoegd het voertuig te betreden en op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd het voertuig te doorzoeken. Dat verbalisant [verbalisant 1] op een eerder moment uit de - door het ongeval open liggende - kofferbak een doosje heeft gepakt en dat heeft geopend, doet geen afbreuk aan het feit dat er op het moment van het pakken van de Big shopper tas een verdenking van overtreding van artikel 9 Opiumwet was ontstaan, gelet op de voor de verbalisant van buiten zichtbare inhoud van deze tas. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van het onrechtmatig betreden van de auto van verdachte en verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewijsmiddelen [1]
Op 2 juli 2019 omstreeks 22:55 uur reden verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in een opvallend politievoertuig in [plaats] . Op de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] zag [verbalisant 1] een auto (Volkswagen Golf) rijden waarvan het linker achterlicht niet brandde. [2] [verbalisant 1] stuurde deels in op het tegemoetkomende voertuig, stak zijn hand uit het raam en zette het politievoertuig stil om de bestuurder van de Golf aan te spreken. Vervolgens maakte de bestuurder van de Golf een stuurbeweging naar rechts waarbij hij snel doorreed, het politievoertuig passeerde en links afsloeg richting de [straat 1] . Vervolgens zijn de verbalisanten achter de Golf aangereden. Kort daarna kruisten de Golf en een passerende Volkswagen Passat elkaar, waarbij de Passat de Golf in de flank raakte. [3] Terwijl de bestuurders werden nagekeken door ambulancemedewerkers, keek [verbalisant 1] door een kapotte ruit van de passagiersdeur van de Golf en zag hij op de achterbank een
Big Shoppertas liggen, waarin hij een rechthoekig, bruinkleurig ingetapet blok lag dat leek op een verpakking met cocaïne. De verbalisanten hebben de gehele tas gepakt en zij zagen in totaal 6 blokken in de tas liggen, welke vervolgens in beslag zijn genomen. De bestuurder van de Golf werd geïdentificeerd als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 en werd aangehouden. [4] Van de 6 blokken zijn monsters afgenomen. [5] Alle monsters zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht en testten positief op de aanwezigheid van cocaïne. [6]
Kort na het ongeval zag [verbalisant 2] dat verdachte nog op de bestuurdersstoel zat en dat hij een telefoon in zijn hand hield waarmee hij handelingen verrichte. [7] Dit bleek een versleutelde telefoon van het merk BQ te zijn. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij een persoon een schuld van ongeveer
€ 1.500,- had openstaan. Verdachte moest om zijn schuld in te lossen een tas wegbrengen. Verdachte wist dat de persoon van wie hij geld had geleend en van wie hij de tas moest vervoeren, niet deugde. [9]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 2 juli 2019 te [plaats] ongeveer
6 kilogram van een materiaal heeft vervoerd, dat later cocaïne bleek te zijn. Het verweer van de verdediging dat verdachte niet wist, noch willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het materiaal dat verdachte moest vervoeren cocaïne betrof, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij zich niet bewust was van het feit dat hij cocaïne vervoerde en dat ook niet hoefde te zijn, niet aannemelijk. Allereerst acht de rechtbank daarbij van belang dat verdachte wist dat de persoon voor wie hij de tas naar eigen zeggen moest vervoeren niet deugde. Verder wenst verdachte geen informatie te verschaffen over deze persoon, zodat zijn verklaring niet verifieerbaar is. Daarnaast kreeg verdachte een versleutelde telefoon mee waarin instructies en een afleveradres stonden. Dit type telefoon wordt vaak gebruikt binnen groepen die handelen in verdovende middelen zoals cocaïne. Ten slotte wijst het feit dat verdachte, toen de politie hem wilde controleren, op de vlucht sloeg en daarbij dermate gevaarlijk rijgedrag vertoonde dat daardoor een ongeval is veroorzaakt, op de ernst en zwaarte van het delict. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte onaannemelijk en overweegt zij dat verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het materiaal wat verdachte moest vervoeren geen hasj betrof, maar cocaïne. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 juli 2019 te [plaats] opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 6041,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring concludeert, er bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte een
first offenderis. Daarnaast wordt verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie waarin verdachten voor de invoer, het vervoer of aanwezig hebben van beduidend grotere hoeveelheden harddrugs een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen die vergelijkbaar is met de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Verder dient er rekening te worden gehouden met de familieomstandigheden van verdachte en zijn opleiding. Als hij zijn opleiding kan hervatten, dan kan hij binnen afzienbare tijd afstuderen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 6 kilogram cocaïne. De aanwezigheid van een dergelijke hoeveelheid duidt op cocaïnehandel. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Ondanks de vermoedelijk relatief kleine rol van verdachte als vervoerder in het geheel, heeft verdachte als koerier een belangrijke rol gehad in die keten van de handel in harddrugs.
De persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 21 oktober 2019 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Verdachte had echter wel ten tijde van het onderhavige feit een proeftijd lopen ter zake van een eerdere, andersoortige veroordeling en deze proeftijd heeft hem niet weerhouden van het plegen van dit nieuwe feit. Van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf wordt nu de tenuitvoerlegging gevorderd.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 19 september 2019, opgemaakt door R.T.M. Holthuijsen, reclasseringswerker. De reclassering wijst erop dat verdachte bij zijn ouders woont en een hbo-opleiding bedrijfseconomie volgt, hetgeen bijdraagt aan de conclusie dat verdachte op maatschappelijk gebied zijn zaken grotendeels op orde heeft. Echter, doordat verdachte weigert volledige openheid van zaken te geven, hij mogelijk onder druk is gezet om drugs te vervoeren en hij naar eigen zeggen binnen de P.I. indirect is bedreigd, kan de reclassering geen professionele inschatting maken over de mogelijke recidiverisico’s. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies de kans op recidive te verminderen, hoewel verdachte zegt open te staan voor reclasseringstoezicht.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat verdachte een ernstig feit heeft gepleegd zoals hiervoor omschreven, waardoor niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en daarbij rekening houdend met de persoon van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij reclasseringstoezicht opleggen om te controleren dat verdachte zich enkel met legale activiteiten bezighoudt en hem daarbij te ondersteunen. Deze straf wijkt af van de strafeis van de officier van justitie, omdat de rechtbank van oordeel is dat de door haar opgelegde straf passend is gelet op de ernst van het feit, op wat doorgaans in vergelijkbare gevallen als straf wordt opgelegd en gelet op de hiervoor omschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte. De reden dat de rechtbank naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog een flink deel voorwaardelijk oplegt, is om daarmee te proberen te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan strafbare feiten.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto van verdachte verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot het beslag zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te
weten:
- De auto VW Golf [kenteken] .
De rechtbank verklaart het voorwerp verbeurd omdat het bewezen verklaarde met behulp van dat voorwerp is begaan.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 4 september 2018 (parketnummer 96/097513-18) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze straf alsnog ten uitvoer gelegd dient te worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, van het
Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
- De auto VW Golf [kenteken] ;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/097513-18
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Rotterdam bij vonnis van 4 september 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en Y.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2019 te [plaats] althans in Nederland opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6041,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van respectievelijk 4 juli 2019, 13 juli 2019, 18 september 2019 en 16 oktober 2019 genummerd PL0900-2019195829, opgemaakt door politie Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 156. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 7 en 8.
5.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 56 tot en met 58.
6.Geschriften, inhoudende rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 juli 2019 met zaaknummer 2019.07.04.225 (aanvragen 001 tot en met 006).
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 60.
9.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 december 2019.