ECLI:NL:RBMNE:2020:6050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Het besluit waartegen eiser in beroep gaat, is genomen op 30 september 2019. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 16 januari 2020 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat er geen geldige redenen zijn om deze termijn te verlengen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet tijdig teruggebeld is door de Belastingdienst voor nadere uitleg, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de termijn te verlengen. De verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het beroep ligt bij eiser, en hij had ook een pro-forma beroep kunnen indienen om zijn rechten te waarborgen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en doet geen inhoudelijke uitspraak. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 30 september 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 30 september 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 11 november 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 16 januari 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij teruggebeld zou worden door verweerder voor nadere uitleg, omdat de berekening voor de huurtoeslag over 2018 ontbrak. Eiser is echter niet teruggebeld en heeft vervolgens op 31 december 2019 telefonisch contact gehad met verweerder voor nadere uitleg. Eiser was hierdoor niet in de gelegenheid om met een goede onderbouwing in beroep te gaan bij de rechtbank.
5. De rechtbank vindt dat geen geldige reden. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te stellen, of dat voor hem te laten doen. Het is ook mogelijk om alleen aan te geven dát er beroep wordt ingesteld en pas later de redenen hiervoor te noemen (een zogenaamd ‘pro-forma’ beroep). Dat eiser dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is, die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.