ECLI:NL:RBMNE:2020:6043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5427
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet ingediende gegevens en bewijsstukken

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die bijstand ontving, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser was uitgenodigd voor een gesprek om gegevens te verstrekken, maar is niet verschenen. Dit leidde tot een opschorting van zijn bijstandsrecht. Eiser heeft vervolgens een aantal gegevens niet ingediend, waaronder informatie over zijn vrijwilligerswerk en contactgegevens van een persoon die hij hielp. Het college heeft daarop de bijstand van eiser ingetrokken en de ten onrechte verstrekte bijstand teruggevorderd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd die relevant zijn voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. De rechtbank heeft overwogen dat het college op goede gronden de bijstand heeft ingetrokken, omdat eiser niet heeft voldaan aan de verzoeken om informatie. De rechtbank oordeelt dat het niet verstrekken van de gevraagde gegevens eiser kan worden verweten, aangezien deze gegevens essentieel zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5427

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.B.G. Hofstee).

Inleiding en procesverloop

1.1.
Eiser ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Bij brief van 29 mei 2019 heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een gesprek op 11 juni 2019. Daarbij heeft verweerder eiser verder verzocht om een aantal gegevens mee te nemen naar dit gesprek. Verweerder heeft eiser gewaarschuwd dat als hij niet komt, dit gevolgen kan hebben voor zijn bijstand.
1.3.
Bij e-mailbericht van 11 juni 2019 heeft de bewindvoerder van eiser een deel van de gevraagde gegevens (bankafschriften) verstrekt. De afspraak is met instemming van eiser verplaatst naar 17 juni 2019 vanwege een systeemstoring bij verweerder.
1.4.
Bij brief van 12 juni 2019 heeft verweerder de afspraak van 17 juni 2019 bevestigd. Daarbij heeft verweerder eiser opnieuw verzocht om een aantal gegevens, zoals in voormelde brief omschreven, mee te nemen naar dit gesprek. Ook in deze brief heeft verweerder eiser gewaarschuwd dat als hij niet komt dit gevolgen kan hebben voor zijn bijstand. Eiser heeft op 17 juni 2019 telefonisch contact opgenomen met verweerder en daarbij aangegeven dat hij verlaat was. Eiser is echter niet meer verschenen op het gesprek op 17 juni 2019.
1.5.
Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 17 juni 2019 (het opschortingsbesluit) het recht op bijstand van eiser opgeschort op de grond dat hij niet op het gesprek is gekomen. Eiser is bij dit besluit uitgenodigd voor een gesprek op 19 juni 2020. Daarbij is hij wederom verzocht een aantal gegevens, zoals in het opschortingsbesluit omschreven, mee te nemen naar dit gesprek. Eiser is daarbij gewaarschuwd dat het niet op tijd afmelden, het niet verschijnen of het niet volledig inleveren van de gevraagde gegevens zal leiden tot beëindiging van de bijstand per 17 juni 2019. Eiser is op dit gesprek verschenen. Hij heeft alleen een legitimatiebewijs overgelegd. De overige gegevens waar verweerder om heeft gevraagd heeft hij niet meegenomen naar het gesprek.
1.6.
Bij besluit van 19 juli 2020 (het intrekkings- en terugvorderingsbesluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet (Pw) de bijstand van eiser ingetrokken vanaf 17 juni 2019 en de ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 17 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 teruggevorderd.
1.7.
Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen het intrekkingsbesluit. Bij besluit van 11 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.8.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft op 22 september 2020 plaatsgevonden door middel van een Skype-beeld- en geluidverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw de verleende bijstand mocht intrekken, moet worden beoordeeld of de betrokkene de gevraagde gegevens of bewijsstukken heeft verstrekt. Als hij dat niet heeft gedaan, moet worden beoordeeld of dat hem kan worden verweten. Als het gaat om gegevens of bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene in redelijkheid niet binnen de gestelde hersteltermijn kon beschikken, dan kan het zijn dat het hem niet kan worden verweten dat hij de gegevens niet heeft ingediend.
Om welke gegevens en bewijstukken gaat het?
3. Bij het opschortingsbesluit zijn, naast een geldig legitimatiebewijs, de volgende gegevens en bewijsstukken opgevraagd:
- Een boekhouding en/of administratie vanaf 1 januari 2019 t/m heden van alle
activiteiten die eiser heeft verricht om mensen te helpen (als tolk, zorgen voor mensen of andere activiteiten);
- Indien eiser geen boekhouding en/of administratie kan overleggen, kan hij hierover een verklaring opstellen waarin hij aangeeft dat hij niet in het bezit is van een boekhouding en/of administratie;
- De contact- en adresgegevens van de heer [A].
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op het legitimatiebewijs na, de gevraagde gegevens en bewijsstukken niet zijn overgelegd. Partijen zijn verdeeld over de vraag of alle gegevens en bewijstukken waar verweerder in het opschortingsbesluit om heeft gevraagd van belang zijn voor de verlening van bijstand en of het eiser kan worden verweten dat hij deze gegevens en bewijsstukken niet heeft overgelegd.
5. Eiser heeft aangevoerd dat het hem niet kan worden verweten dat hij geen administratie van zijn vrijwilligerswerk heeft overgelegd, omdat het vrijwilligerswerk geen economische waarde vertegenwoordigde. Dit hangt samen met het feit dat hij uitsluitend vluchtelingen uit de Eritrese gemeenschap hielp. Deze personen beschikten amper over financiële middelen, laat staan in die mate dat zij eiser een financiële vergoeding voor de door hem verleende hulp hadden kunnen bieden. Hij heeft geen verklaring kunnen opstellen dat hij geen boekhouding kon overleggen, omdat hij de Nederlands taal in geschrift niet zo goed beheerst. Ter zitting heeft hij voorts aangevoerd dat het niet noodzakelijk was om de contact- en adresgegevens van [A] te verstrekken. Inmiddels woont [A] niet meer in Nederland, dus kan hij die gegevens niet alsnog verstrekken. Eiser stelt voorts dat hij op 17 juni 2019 nog een keer heeft gebeld om door te geven dat hij niet op het gesprek zou komen vanwege een sollicitatiegesprek op deze dag. Volgens eiser zijn bewijsstukken over zijn sollicitaties op 17 juni en 19 juni 2019 niet relevant, omdat die geen deel uitmaken van de besluitvorming.
Over het vrijwilligerswerk
6. Vast staat dat eiser geen inzage heeft gegeven in de omvang van het vrijwilligerswerk als tolk en over de hulp die hij aan [A] (of anderen) heeft verleend. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep [1] is het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden ook inkomsten worden genoten. Voor de verlening van bijstand is namelijk niet alleen van belang het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. De rechtbank overweegt in dit verband dat niet relevant is dat eiser, zoals hij stelt, geen geld ontving voor het vrijwillig optreden als tolk, aangezien voor een dergelijke activiteit normaal gesproken inkomsten worden ontvangen of kunnen worden bedongen. Ook de vrijwillig aan [A] verleende hulp betreft een activiteit waarvoor normaal gesproken inkomsten worden ontvangen of kunnen worden bedongen. Het belang van het opvragen van deze gegevens is gelet op het voorgaande evident voor het vaststellen van het recht op uitkering. Eiser heeft voorts geen schriftelijke verklaring overgelegd dat hij geen boekhouding of administratie bijhoudt van het vrijwilligerswerk. Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij de Nederlandse taal in geschrift niet goed beheerst. De rechtbank is het met verweerder eens dat het dan op de weg van eiser had gelegen daarvoor hulp te vragen. De beroepsgrond dat het eiser niet te verwijten is dat hij deze stukken niet heeft overgelegd, slaagt dan ook niet. Eiser had redelijkerwijs over deze stukken beschikken.
Over de contact- en adresgegevens van [A]
7. De rechtbank stelt vast dat eiser ook geen contact- en adresgegevens van [A] heeft verstrekt. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat deze gegevens noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op uitkering. Uit de gedingstukken [2] blijkt immers dat eiser heeft verklaard dat hij wel eens een invalide man genaamd [A] helpt en af en toe ook op zijn adres blijft slapen. Verweerder had in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand deze gegevens mogen opvragen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet redelijkerwijs over deze gegevens kon beschikken. Dat [A] volgens eiser inmiddels niet meer in Nederland woont, doet aan het voorgaande niet af. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Over de sollicitaties
8. Eiser heeft verder aangevoerd dat het niet overleggen van bewijsmiddelen van sollicitaties op 17 juni en 19 juni 2019 niet bij de besluitvorming mag worden betrokken. De rechtbank stelt vast dat op de zitting door verweerder desgevraagd is bevestigd dat het niet verstrekken van deze bewijsmiddelen niet aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen verdere bespreking. Ook behoeft het door eiser gestelde dat hij op 17 juni 2019 een tweede keer zou hebben gebeld om zich af te melden vanwege een sollicitatiegesprek geen verdere bespreking nu door eiser op de zitting is toegelicht dat het geen beroepsgrond is, maar een feitelijke opmerking.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat verweerder met het bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit van 19 juli 2019 op goede gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 54, vierde lid, van de Pw. Gesteld noch gebleken is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
De rechter en griffier zijn beiden verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646
2.Zie onder meer het rapport handhaving d.d. 2 juli 2019.