ECLI:NL:RBMNE:2020:6039
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstandsuitkering na niet verstrekken van bankafschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die bijstand ontving, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal. De eiser ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar werd door verweerder verzocht om bankafschriften over een bepaalde periode te verstrekken in het kader van een heronderzoek naar zijn recht op bijstand. Eiser heeft de gevraagde gegevens niet tijdig aangeleverd, wat leidde tot een opschorting van zijn bijstandsuitkering per 12 juli 2019. Vervolgens heeft verweerder de bijstandsuitkering ingetrokken met ingang van dezelfde datum.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestond over het feit dat de gevraagde bankafschriften niet waren overgelegd. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de bankafschriften op te vragen en dat eiser onvoldoende medewerking had verleend door deze niet te verstrekken. De rechtbank volgde de stelling van eiser niet dat er een concrete aanleiding moest zijn voor het opvragen van de bankafschriften.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de bijstandsuitkering had opgeschort en ingetrokken, omdat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de besluiten van verweerder. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.