ECLI:NL:RBMNE:2020:6036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 564
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van opschorting en intrekking van bijstandsuitkering wegens motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die sinds 6 februari 2013 een bijstandsuitkering ontving, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, dat als verweerder optrad. De zaak betreft de opschorting van de bijstandsuitkering van eiser per 4 november 2019, gevolgd door de intrekking van het recht op bijstand met ingang van dezelfde datum. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opschorting van de bijstandsuitkering en de daaropvolgende intrekking onrechtmatig waren. Eiser had tijdig doorgegeven dat hij niet kon verschijnen op de afspraak van 4 november 2019, maar verweerder had onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat verweerder had moeten verifiëren of eiser daadwerkelijk thuis was, vooral gezien de ingrijpende gevolgen van het opschortingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat het opschortingsbesluit en het intrekkingsbesluit lijden aan motiverings- en zorgvuldigheidsgebreken, waardoor deze besluiten niet rechtsgeldig waren.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering herroepen. Eiser heeft recht op zijn uitkering per 4 november 2019. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2020 de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2019 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser opgeschort
met ingang van 4 november 2019 (het opschortingsbesluit).
Bij besluit van 7 november 2019 heeft verweerder het recht op bijstand van eiser ingetrokken
met ingang van 4 november 2019 (het intrekkingsbesluit).
Eiser heeft tegen het opschortingsbesluit en tegen het intrekkingsbesluit bezwaar ingediend.
Bij besluit van 19 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar
ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2020 door middel van een Skype-
beeldverbinding. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder
heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Mevrouw H. de Man heeft als
tolk deelgenomen aan de zitting.

Inleiding

1. Eiser ontving sinds 6 februari 2013 een bijstandsuitkering. Als woonadres heeft
eiser opgegeven het adres [adres] in [plaats 1] . Verweerder heeft in de loop van 2019
aanleiding gezien om de woonsituatie van eiser te onderzoeken. Dit om duidelijkheid te
krijgen over het recht van eiser op bijstand. In het kader van dit onderzoek heeft verweerder
eiser uitgenodigd voor een gesprek op 4 november 2019 om 09.30 uur.
2. Op 1 november 2019 heeft eiser een bericht achtergelaten voor mevrouw [A]
, medewerkster handhaving bij verweerder ( [A] ). Eiser heeft in dit bericht aangegeven
dat hij botpijn had en dat hij daardoor nog niet kon zeggen of hij de afspraak op
4 november 2019 zou kunnen nakomen. Eiser heeft toegezegd dat hij in de ochtend van
4 november 2019 zou bellen, als het hem niet zou lukken om op de afspraak te verschijnen.
Op die bewuste dag heeft eiser inderdaad om 09.30 uur aan [A] telefonisch doorgegeven dat
hij vanwege zijn medische klachten niet op de afspraak kon verschijnen. Eiser gaf aan op dat
moment thuis te zijn en dat hij in afwachting was van zijn dochter. Zij zou hem komen
ophalen en hem meenemen naar haar woning in [plaats 2] .
3. In de ochtend van 4 november 2019 heeft de heer [B] , medewerker
handhaving bij verweerder ( [B] ), vanaf 08.16 uur waarnemingen verricht bij de woning
van eiser. Aansluitend op haar gesprek met eiser heeft [A] contact opgenomen met [B] .
[A] heeft [B] verzocht om te controleren of eiser op dat moment daadwerkelijk in zijn
woning verbleef. Om 09.39 uur heeft [B] aangebeld. Een voor [B] vreemde man
heeft de deur geopend. De man legitimeerde zich met de naam [C] ( [C] ).
[C] deelde [B] mee dat eiser zich niet in de woning bevond.
4. Hierop heeft verweerder het opschortingsbesluit genomen. In dit
opschortingsbesluit heeft verweerder eiser meteen opgeroepen om op 7 november 2019
alsnog te verschijnen voor een gesprek. Omdat eiser ook op dit gesprek, zonder bericht van
verhindering, niet is verschenen, heeft verweerder op die datum de bijstandsuitkering van
eiser per 4 november 2019 ingetrokken. Volgens verweerder was het recht van eiser op
bijstand niet vast te stellen.

Overwegingen

5. Eiser betwist de rechtmatigheid van het opschortingsbesluit. Hij stelt dat hij tijdig heeft doorgegeven dat hij niet kon verschijnen op de afspraak van 4 november 2019 om 09.30 uur. Eiser stelt dat hij op die bewuste ochtend thuis was en dat hij ziek op bed lag. Eiser heeft [A] een telefoonnummer gegeven waarop hij die dag te bereiken was. Eiser had zijn gast [C] gezegd dat hij niet gewekt wilde worden en dat [C] moest zeggen dat hij niet thuis was als er iemand bij zijn woning langs zou komen. Eiser beweert dat hij niet heeft gehoord dat er om 09.39 uur is aangebeld. Hij wist dan ook niet dat [B] aan de deur stond. Volgens eiser heeft [C] overeenkomstig zijn opdracht gehandeld door [B] te vertellen dat eiser niet thuis was. [C] heeft de woning van eiser kort nadien verlaten en heeft eiser niet geïnformeerd over het verschijnen van [B] . Eiser is rond 12.00 uur opgehaald door zijn dochter en is naar [plaats 2] vertrokken. Hij heeft [C] niet meer gezien of gesproken. Eiser stelt zich op het standpunt dat het voor [A] eenvoudig was geweest om op
4 november 2019 snel te controleren hoe de feitelijke situatie op dat moment was. [A] had namelijk het telefoonnummer van eiser gekregen waarop hij bereikbaar was. Door evenwel direct over te gaan tot de opschorting van de bijstandsuitkering van eiser, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld, aldus eiser.
6. De rechtbank volgt eiser hierin. De rechtbank overweegt hiertoe dat een besluit tot opschorting van een bijstandsuitkering voor een betrokkene zeer ingrijpend is. Alvorens tot een opschorting over te gaan, dient verweerder zorgvuldig onderzoek te hebben gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden.
7. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek in het geval van eiser onvoldoende zorgvuldig is geweest. Verweerder had al twijfels over de vraag of eiser daadwerkelijk op het adres [adres] in [plaats 1] woonde. In de ochtend van 4 november 2019 verklaarde [C] tegen [B] dat eiser zich niet op dat adres bevond. Op basis van dit samenstel van omstandigheden heeft verweerder blijkbaar gemeend dat eiser zich daadwerkelijk niet op dat adres bevond en dat hij dus ongeoorloofd niet was verschenen op de afspraak van die ochtend. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder aldus te kort door de bocht is gegaan. Verweerder beschikte namelijk over zeer recente informatie van eiser zélf dat hij thuis verbleef. Om zekerheid te verkrijgen over de juistheid van de verklaring van [C] , had het op de weg van [B] gelegen om [C] ter plekke te confronteren met deze informatie van eiser. Dit zou [C] er mogelijk toe hebben kunnen brengen om zijn verklaring tegenover [B] te herzien. Ook was er voor verweerder gelegenheid om direct navraag te doen bij eiser over de verklaring van [C] tegen [B] . [A] beschikte immers over een telefoonnummer waarop eiser te bereiken was. [A] had eiser dus kunnen bellen en hem de bevindingen van [B] kunnen voorleggen. Indien eiser op dat moment daadwerkelijk thuis was geweest, dan had hij zich eenvoudigweg kunnen tonen aan [B] . Hoe dan ook, in beide gevallen had het voor verweerder een kleine extra handeling gevergd zekerheid te krijgen over de vraag of eiser zich in de ochtend van 4 november 2019 in de woning aan de [adres] in [plaats 1] bevond. Vooral vanwege de ingrijpende gevolgen die een opschortingsbesluit voor eiser kon hebben, mocht van verweerder verwacht worden dat hij die kleine extra controle naar aanleiding van de ontstane situatie had verricht.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het opschortingsbesluit lijdt aan een motiverings- en een zorgvuldigheidsgebrek. De opschorting heeft dus ten onrechte plaatsgevonden. Als gevolg hiervan komt de grondslag voor het intrekkingsbesluit te vervallen en is ook dit besluit al om deze reden dus onrechtmatig. Aan de bespreking van de geschilpunten over het intrekkingsbesluit komt de rechtbank daarom verder niet toe.
9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet voor verweerder geen mogelijkheid om de geconstateerde gebreken te herstellen. Zij zal daarom zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat zij het opschortingsbesluit en het intrekkingsbesluit herroept. De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Dat betekent dat het recht van eiser op een uitkering per
4 november 2019 herleeft.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het opschortingsbesluit en het intrekkingsbesluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2020.
griffier de rechter is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.