ECLI:NL:RBMNE:2020:6020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/16/506714 / KL ZA 20-209
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bewijsbeslag in kort geding na mishandeling

In deze zaak is een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over de betaling van schilder- en stucwerkzaamheden die eiser in opdracht van gedaagde heeft uitgevoerd. De situatie escaleerde toen eiser bij gedaagde aanbelde voor betaling, wat leidde tot een handgemeen met familieleden van gedaagde. Eiser heeft bewijsbeslag gelegd op camerabeelden en WhatsApp-berichten van gedaagde en vordert inzage in deze bestanden op grond van artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter beoordeelt of aan de vereisten voor afgifte/inzage is voldaan en of er weigeringsgronden zijn. De vordering wordt grotendeels toegewezen, omdat eiser een rechtmatig belang heeft bij de gevorderde bescheiden, die voldoende bepaald zijn en betrekking hebben op de rechtsbetrekking tussen partijen. Gedaagde vordert in reconventie opheffing van het bewijsbeslag en afgifte van zijn volledige WhatsApp-correspondentie met eiser. De voorzieningenrechter wijst deze vordering toe, maar compenseert de proceskosten tussen partijen. Het vonnis is uitgesproken op 16 september 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/506714 / KL ZA 20-209
Vonnis in kort geding van 16 september 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K. Kasem te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de eis in reconventie met producties
  • de brief van 31 augustus 2020 van de zijde van [eiser] met daarbij productie 12
  • de mondelinge behandeling op 2 september 2020
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] tegen betaling schilder- en stucwerkzaamheden uitgevoerd aan de woning van [gedaagde] . Tussen partijen is discussie ontstaan over de kwaliteit van het uitgevoerde werk en over de betaling van het verrichte werk.
2.2.
Op 4 juli 2020 is [eiser] laat in de avond naar de woning van [gedaagde] gegaan en heeft daar aangebeld om betaling voor zijn werkzaamheden te krijgen. [gedaagde] heeft de deur niet geopend voor [eiser] . [eiser] heeft geweigerd het perceel van [gedaagde] te verlaten voor hij met [gedaagde] had gesproken, waarop [gedaagde] (in ieder geval) zijn vader en zijn broertje heeft gebeld, naar zijn zeggen om advies te krijgen over hoe hij met deze situatie moest omgaan. De vader en het broertje van [gedaagde] en enkele andere personen zijn meteen na het telefoontje naar de woning van [gedaagde] gegaan. Na aankomst bij de woning van [gedaagde] is de confrontatie tussen het broertje en de vader van [gedaagde] en de daar nog steeds aanwezige [eiser] geëscaleerd. De politie is ter plekke gekomen.
2.3.
Volgens [eiser] is hij die avond bij de woning van [gedaagde] mishandeld door de daar aanwezige personen. [gedaagde] is volgens [eiser] naar buiten gekomen toen zijn vader en broertje bij de woning aankwamen en bevond zich volgens [eiser] onder de personen die hem hebben mishandeld.
2.4.
[eiser] heeft, na daartoe verkregen verlof, op 20 juli 2020 bewijsbeslag laten leggen op de video-opnamen die door de videocamera aan de woning van [gedaagde] zijn gemaakt van 4 juli 2020 22.30 uur tot 5 juli 2020 01.00 uur en op alle elektronische correspondentie van [gedaagde] van 4 juli 2020 van 22.30 uur tot 5 juli 2020 23.59 uur. De bescheiden waarop beslag is gelegd zijn in gerechtelijke bewaring genomen.
2.5.
In deze procedure vordert [eiser] in conventie om [gedaagde] op grond van artikel 843a Rv te veroordelen tot het verstrekken van afschrift van of inzage in – kort gezegd – de bestanden waarop het bewijsbeslag rust.
2.6.
[gedaagde] voert verweer en vordert op zijn beurt in reconventie dat het bewijsbeslag wordt opgeheven en dat [eiser] wordt veroordeeld tot afgifte van een kopie van de volledige WhatsAppcorrespondentie tussen [gedaagde] en [eiser] .
2.7.
Vooropgesteld wordt dat het in deze procedure nadrukkelijk niet gaat over het inhoudelijke geschil tussen partijen en over wat zich daarbij wel of niet heeft afgespeeld. Het gaat hier, in conventie, uitsluitend over de vraag of [gedaagde] jegens [eiser] gehouden is tot afgifte van, of inzage in de door [eiser] gevorderde bestanden. Voor toewijsbaarheid van die vordering is nodig dat [eiser] a) een rechtmatig belang daarbij heeft, b) de opgevraagde bescheiden voldoende bepaald zijn en c) dat sprake is van een rechtsbetrekking
2.8.
De voorzieningenrechter beantwoordt al deze drie vragen bevestigend. [eiser] heeft gesteld dat hij op de avond van 4 juli 2020, begin van de nacht van 5 juli 2020 bij de woning van [gedaagde] is mishandeld. Dat zou onrechtmatig handelen opleveren van de bij de mishandeling betrokken personen. En dat levert een rechtsbetrekking op waarbij [eiser] partij is geworden, terwijl de bestanden die onderwerp van de vordering zijn diezelfde rechtsbetrekking betreffen. Voor het recht tot afgifte is niet relevant of de persoon van wie de afgifte wordt gevorderd zelf ook partij is bij die rechtsbetrekking (ECLI:NL:HR:2015:1834, NJ 2016/50).
[eiser] heeft belang bij afgifte van de door hem gevorderde bescheiden omdat deze bewijs van de door hem gestelde onrechtmatige daad op kunnen leveren tegen de daarbij betrokken personen. Tussen partijen staat wel vast dat er die avond bij de woning van [gedaagde] een confrontatie is geweest tussen enerzijds [eiser] en anderzijds personen die ten behoeve van [gedaagde] naar de woning zijn gegaan. Ook staat vast dat deze confrontatie is geëscaleerd en dat politie tussenbeide is gekomen. Dit maakt de door [eiser] gestelde rechtsbetrekking in het kader van de beoordeling in deze procedure voldoende aannemelijk. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat er enkel sprake is van vermoedens van de zijde van [eiser] . [eiser] is zelf betrokken geweest bij de schermutseling van die avond en weet daarom wat er (ongeveer) op die beelden staat. Of daadwerkelijk sprake is geweest van onrechtmatig handelen en of [eiser] daardoor schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt, moet in een andere procedure worden beoordeeld. De gevorderde bescheiden zijn voldoende bepaald. Het gaat in de eerste plaats om camerabeelden, gefilmd door specifieke camera’s, over een beperkt tijdvak waarbinnen de mishandeling zou hebben plaatsgevonden. In de tweede plaats gaat het om elektronische communicatie vanuit of naar [gedaagde] , enerzijds beperkt in tijd en anderzijds beperkt tot het onderwerp [eiser] . De vordering tot afgifte/inzage is daarom in beginsel toewijsbaar.
2.9.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn die aan toewijzing van de vordering in de weg staan. [gedaagde] vreest dat bij toewijzing zijn reputatie ( [gedaagde] is een bekende voetballer) en de reputatie van derden geschaad zou kunnen worden. [gedaagde] vreest dat [eiser] de openbaarheid zal zoeken met de gegeven die hem bekend worden door de gevorderde afgifte/inzage. Het belang van privacybescherming legt in beginsel onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het belang bij afgifte. Het door [gedaagde] aangehaalde arrest zag op een hele andere situatie. De vrees van [gedaagde] wordt verder ook niet ondersteund door het beschikbare feitenmateriaal. Het hele geschil tussen partijen is tot dusverre uit de media gebleven. Aangezien [eiser] , zoals hij onbetwist heeft gesteld, regelmatig werkzaam is bij bekende Nederlanders, is hij er zelf ook alleszins bij gebaat om de media te mijden.
2.10.
[gedaagde] meent verder dat het bewijs van de door [eiser] gestelde feiten ook op andere, minder ingrijpende zou kunnen worden geleverd, zoals door het horen van getuigen. Ook dit standpunt wordt niet gevolgd. Vanuit het oogpunt van proportionaliteit geniet de afgifte van stukken de voorkeur boven tijdrovende getuigenverhoren, die ook niet kosteloos zijn en waarbij aanzienlijk meer personen in meer of mindere mate belast zullen worden. Van andere wijzen waarop het bewijs vergaard zou kunnen worden is niet gebleken.
2.11.
Op basis van het bovenstaande zal de vordering op grond van artikel 843a Rv daarom worden toegewezen, met dien verstande dat in het dictum een nadere beperking zal worden aangebracht in de elektronische communicatie die ter beschikking moet worden gesteld. Gelet op de grondslag van de vordering van [eiser] , moet de afgifte beperkt blijven tot communicatie die ziet op de confrontatie die bij de woning van [gedaagde] heeft plaatsgevonden.
2.12.
De vordering met betrekking tot de kosten van het bewijsbeslag moet (vooralsnog) worden afgewezen. In beginsel komen de kosten van het verkrijgen van inzage in of afschrift van bescheiden in eerste instantie voor rekening van degene die de inzage vordert. Uiteindelijk zullen de kosten ten laste dienen te komen (of te blijven) van de partij die door de rechter in het ongelijk wordt gesteld in het geschil over de rechtsbetrekking.
2.13.
Uit de toewijzing van de vordering op grond van artikel 843a Rv vloeit voort dat de vordering in reconventie tot opheffing van het beslag moet worden afgewezen. [gedaagde] heeft in reconventie ook nog afgifte gevorderd van de volledige tussen hem en [eiser] gevoerde WhatsAppcommunicatie omdat hij daar, door het blokkeren van [eiser] , geen beschikking meer over heeft. Tegen deze vordering is door [eiser] geen verweer gevoerd en hoewel de stellingen die deze vordering moeten dragen, zeer summier zijn, komt de vordering de voorzieningenrechter in het licht van de criteria waar een dergelijke vordering aan moet voldoen (zoals hierboven onder 2.7. weergegeven) niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
2.14.
[gedaagde] zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] in conventie worden begroot op:
- betekening oproeping € 102,96
- griffierecht 304,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.386,96
2.15.
Aangezien in reconventie elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.de beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis kopieën te verstrekken van de volgende bescheiden:
alle video-opnamen die door de videocamera’s aan de woning van [gedaagde] ( [adres] te [plaatsnaam] ) zijn gemaakt in het tijdvak van 4 juli 2020 22.30 uur tot 5 juli 2020 01.00 uur;
alle elektronische communicatie van en naar [gedaagde] over [eiser] die verband houden met de confrontatie bij de woning van [gedaagde] in de late avond van 4 juli 2020/vroege nacht van 5 juli 2020, beperkt tot het tijdvak van 4 juli 2020 22.30 uur tot 5 juli 2020 23.59 uur.
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.386,96, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 3.2. en 3.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
veroordeelt [eiser] tot afgifte aan [gedaagde] van een afschrift van de complete WhatsAppcorrespondentie die tussen hen is gevoerd,
3.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.8.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: KD (4403)