ECLI:NL:RBMNE:2020:6012

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
16/259269-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing voorlopige hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het bevel van de rechter-commissaris tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De raadkamer van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 oktober 2020 het bevel van de rechter-commissaris vernietigd en geoordeeld dat de voorlopige hechtenis onverwijld ten uitvoer moet worden gelegd. De verdachte, geboren in 1992 in Suriname, was niet aanwezig tijdens de zitting, net als zijn raadsvrouw, mr. A. Yüksel, die haar standpunt schriftelijk had medegedeeld. De officier van justitie, mr. R. Lemstra, was wel aanwezig en heeft de noodzaak van voorlopige hechtenis benadrukt, gezien de ernst van de verdenking en het recidivegevaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan en dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet opwegen tegen het maatschappelijk belang. De rechtbank heeft het hoger beroep gegrond verklaard en het schorsingsbevel vernietigd, maar verzocht om een schorsingsrapportage van de reclassering voor toekomstige overwegingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/259269-20
Beslissing in hoger beroep op grond van artikel 87 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige raadkamer van 22 oktober 2020
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .
Het hoger beroep is achter gesloten deuren behandeld in de raadkamer van 22 oktober 2020. De officier van justitie, mr. R. Lemstra, is in raadkamer verschenen. De raadsvrouw van verdachte, mr. A. Yüksel, advocaat te Amsterdam, is niet verschenen. Zij heeft haar standpunt schriftelijk medegedeeld. Verdachte is evenmin verschenen.

1.Het bevel van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft bij bevel van 19 oktober 2020 de door de officier van justitie
ingediende vordering tot inbewaringstelling toegewezen ten aanzien van het feit dat genoemd is in de vordering. De rechter-commissaris heeft overwogen dat er voldoende ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan uit de thans bekende feiten en omstandigheden en dat daarnaast de volgende recidivegrond voor de voorlopige hechtenis aanwezig is:
  • er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht;
  • de voorlopige hechtenis is in redelijkheid noodzakelijk voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. Het onderzoek is immers nog niet afgerond en de verdachte kan de voortgang hiervan belemmeren.
Voor de rechter-commissaris vormden de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om de voorlopige hechtenis te schorsen.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het bevel van de rechter-commissaris tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De officier van justitie heeft daartoe een appelschriftuur van 19 oktober 2020 overgelegd. De officier van justitie vindt het in het kader van de aard en ernst van de verdenking, de strafrechtelijke documentatie van verdachte en het bij de reclassering reeds uitgezette onderzoek van belang dat verdachte in voorlopige hechtenis zal verblijven. Volgens officier van justitie is geen sprake van onderbouwde, zwaarwegende persoonlijke belangen die maken dat van dat standpunt moet worden afgeweken.

3.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft op 21 oktober 2020 per e-mail gereageerd op het standpunt van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte zijn kamer bij het [naam organisatie] en zijn uitkering zal kwijtraken wanneer hij vast komt te zitten.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat het hoger beroep binnen de wettelijke termijn van 14 dagen is
ingediend.
De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van verdenking van een ernstig strafbaar feit,
namelijk een poging tot ontucht en dat er een grond voor de voorlopige hechtenis bestaat. De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt dat, gelet op de aard en ernst van de verdenking en het recidivegevaar, op dit moment een schorsing niet op zijn plaats is. Niet is gebleken van zwaarwegende persoonlijke belangen die een uitzondering hierop rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelt dat onder de gegeven omstandigheden het maatschappelijk belang moet prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte.
De rechtbank zal het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep ten aanzien van de
schorsing van de voorlopige hechtenis dan ook gegrond verklaren en het schorsingsbevel
vernietigen.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie wel om de reclassering opdracht te geven een schorsingsrapportage op te laten maken, zodat in de toekomst kan worden bekeken of een schorsing aan de orde is.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt het bevel van de rechter-commissaris tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
- oordeelt dat de voorlopige hechtenis onverwijld ten uitvoer moet worden gelegd;
Het bevel van de rechter-commissaris blijft voor het overige in stand.
Aldus gedaan te Utrecht op 22 oktober 2020 door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen als griffier.
Deze beslissing is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.