ECLI:NL:RBMNE:2020:6009

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
C/16/512722 / KL ZA 20-317
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op uitzending van programma over vermeende stalking

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen RTL Nederland B.V. met het verzoek om een verbod op de uitzending van een aflevering van het programma '[naam programma]'. Eiser vordert dat RTL wordt verboden om de aflevering uit te zenden waarin hij wordt geconfronteerd met beschuldigingen van stalking door zijn ex-vriendin. Eiser stelt dat de uitzending zijn eer en goede naam schaadt, terwijl RTL aanvoert dat zij een maatschappelijk probleem, namelijk stalking, aan de kaak wil stellen. De voorzieningenrechter heeft op 17 november 2020 vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van eiser zijn afgewezen. De rechter oordeelde dat het belang van RTL om het publiek te informeren over stalking zwaarder weegt dan het belang van eiser om beschermd te worden tegen de uitzending. De rechter heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de beschuldigingen, de eerdere veroordeling van eiser wegens stalking, en de maatregelen die RTL heeft genomen om de privacy van eiser te waarborgen, zoals het blurren van zijn gezicht en het niet noemen van zijn achternaam of woonplaats. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van RTL, die zijn begroot op € 1.636,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/512722 / KL ZA 20-317
Vonnis in kort geding van 17 november 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. V.S. Bouman te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. Van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en RTL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 17 november 2020 ontvangen niet uitgebrachte dagvaarding met producties.
  • de mondelinge behandeling van 17 november 2020, waarbij RTL vrijwillig is verschenen,
  • de later toegezonden pleitnota van [eiser] ,
  • de later toegezonden pleitnota van RTL.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 17 november 2020 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 1 december 2020 opgemaakt.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. RTL wordt verboden om de aflevering van het programma
“ [naam programma] ”over de vermeende stalking door [eiser] , zoals beschreven in de dagvaarding, uit te zenden en/of op andere wijze voor het publiek openbaar te maken op 17 november 2020 alsook op iedere andere datum;
II. voormeld verbod wordt toegewezen op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,--;
III. RTL wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
2.2.
RTL voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.

3.Waar gaat het om?

3.1.
Op 10 oktober 2020 heeft een cameraploeg van het RTL-programma ‘ [naam programma] ’ opnames op straat gemaakt van [eiser] en hem daarbij geconfronteerd met de door de ex-vriendin van [eiser] geuite beschuldiging van stalking. Volgens RTL maakt [eiser] het leven van de ex-vriendin al drie jaar lang tot een nachtmerrie, waarbij [eiser] haar op agressieve wijze via WhatsApp-berichten uitscheldt en met de dood bedreigt en haar ook met de auto achtervolgt en soms ook klemrijdt. Ondanks een strafrechtelijke veroordeling wegens stalking en het oplegde contactverbod zou [eiser] doorgaan met het stalken en bedreigen van zijn ex-vriendin.
3.2.
RTL wil in de uitzending van ‘ [naam programma] ’ van 17 november 2010 aandacht besteden aan (de gevolgen van) het stalkingsgedrag van [eiser] , waarbij beelden worden getoond van de op 10 oktober 2020 gemaakte opnames. [eiser] wil met deze procedure de uitzending verbieden.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang om in zijn vorderingen in kort geding te worden ontvangen.
Juridisch kader
4.2.
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van [eiser] het recht op eerbiediging van de eer en goede naam (art. 10 Gw en art. 8 EVRM) en aan de kant van RTL het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 7 Gw en art. 10 EVRM).
4.3.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door artikel 10 Gw en artikel 8 EVRM gewaarborgde recht. Voor de door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. Dit brengt met zich dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 [achternaam 1] / [achternaam 2] ; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, Endemol en SBS/ [achternaam 3] ).
4.4.
Welk van de beide genoemde wederzijdse belangen in het concrete geval zwaarder weegt, hangt zoals gezegd af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant
  • i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben,
  • ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld,
  • iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de publicatie,
  • iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
  • v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en
  • vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.5.
Het beroep dat [eiser] doet op zijn portretrecht (als bedoeld in artikel 21 Auteurswet) leidt tot een soortgelijke belangenafweging tussen het door artikel 8 EVRM beschermde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en/of eer en goede naam en het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid.
De belangenafweging
4.6.
Voor [eiser] geldt dat het gaat om het recht op eerbiediging van de eer en goede naam door niet op lichtzinnige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties.
Het belang van RTL is dat zij met haar programma een rol vervult in het informeren over en assisteren bij een breed maatschappelijk probleem, te weten stalking, en in die rol allerlei misstanden aan de kaak moet kunnen stellen alsmede het publiek moet kunnen voorlichten en waar nodig waarschuwen.
4.7.
Het belang van RTL weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [eiser] . Daarvoor is het volgende redengevend.
4.8.
Tussen partijen staat vast dat de ex-vriendin niet alleen meerdere keren aangifte heeft gedaan tegen [eiser] wegens stalking, maar ook dat [eiser] door de rechtbank voor stalking is veroordeeld, waarbij hij een contactverbod opgelegd heeft gekregen, een taakstraf en een proeftijd van drie jaar. Dat [eiser] in hoger beroep is gegaan, doet daar niet aan af. Dit geldt te meer, nu niet (gemotiveerd) betwist wordt dat [eiser] na afloop van het contactverbod zijn ex-vriendin opnieuw heeft benaderd en ook met een auto heeft klemgereden. Verder is niet weersproken dat [eiser] op 12 november 2020 het kantoorpand van de producent van het programma bezocht heeft en op agressieve wijze de baliemedewerkers bedreigd heeft en [eiser] de volgende dag zijn ex-vriendin (opnieuw) met de dood bedreigd heeft, waarop de politie hem in hechtenis heeft genomen. Hetgeen RTL ter zitting heeft gesteld over de inhoud van het programma, voor wat betreft het gedrag van [eiser] , vindt dan ook voldoende steun in de feiten.
4.9.
Het verwijt van [eiser] dat RTL hem geen wederhoor heeft geboden is niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft RTL onweersproken gesteld dat de confrontatie op 10 oktober 2020 rustig is verlopen, waarbij [eiser] uitvoerig heeft gereageerd op wat hem werd voorgehouden. Vervolgens heeft [eiser] nog dezelfde dag schriftelijk op de confrontatie gereageerd. Nadien is in oktober 2020 nog een aantal keren tussen partijen gecorrespondeerd (brieven en e-mails) en zijn er (lange) telefoongesprekken gevoerd. RTL heeft ter zitting gemeld dat in de uitzending ook rekening wordt gehouden met het weerwoord van [eiser] , hetgeen [eiser] al meerdere keren zou zijn meegedeeld.
4.10.
Verder is bij de belangenafweging van belang dat naast de primaire doelstelling van het programma (het belichten van het groeiende maatschappelijk probleem van (cyber)stalking) ook de doelstelling om slachtoffers te helpen met het vergaren van bewijs tegen de stalker hier onverkort van toepassing is. [eiser] heeft dit weliswaar betwist door te stellen dat alles al bekend was uit zijn strafrechtelijke veroordeling, maar [eiser] gaat daarmee voorbij aan het volgende. RTL heeft uiteengezet dat de redactie van het programma en het door hen ingeschakelde recherchebureau hebben aangetoond (o.a. aan de hand van beeldopnames met een dashcam) dat [eiser] na zijn veroordeling (en na afloop van het contactverbod) is doorgegaan met het stalken van zijn ex-vriendin.
4.11.
Ook is van belang dat RTL heeft meegedeeld dat het gezicht van [eiser] geblurd in de uitzending zal worden getoond en dat zijn kleding ook (deels) geblurd wordt. Verder zal de achternaam en woonplaats van [eiser] niet genoemd worden en worden straatnamen en andere locatieaanduidingen niet genoemd of getoond. Ook zullen de kentekens van auto’s onherkenbaar worden gemaakt.
4.12.
Op grond van de genomen maatregelen mag worden aangenomen dat [eiser] niet zal worden herkend in brede kring. Het verhaal van de ex-vriendin van [eiser] zal voor de gemiddelde kijker niet te herleiden zijn tot [eiser] zelf. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat zijn naaste kring (familie en vrienden) hem mogelijk wel zullen herkennen als zijn ex-vriendin herkenbaar in beeld wordt gebracht en vertelt over het stalken door haar ex-vriend. Hoewel dit vervelend voor [eiser] kan zijn, is dit een beperkte inbreuk op zijn recht op privacy. [eiser] heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de door het programma te verwachten nadelige gevolgen voor [eiser] groot zullen zijn. Een en ander is van extra belang, nu [eiser] een algemeen uitzendverbod vraagt.
4.13.
De voorzieningenrechter concludeert na afweging van vorengenoemde wederzijdse belangen dat het niet aannemelijk is dat een bodemrechter – later oordelende – zal beslissen dat de uitzending onrechtmatig tegenover [eiser] is. De vorderingen van [eiser] komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RTL worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van RTL tot op heden begroot op € 1.636,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: TS (4428)