ECLI:NL:RBMNE:2020:6008

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/509618 / KG ZA 20-489
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingen in bankvoorwaarden voor koffieshophouder en de gevolgen voor contante opnames

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een koffieshophouder en de Coöperatieve Rabobank U.A. De koffieshophouder, eiseres, vorderde dat de Rabobank haar zou toestaan om ongelimiteerd contant geld te bestellen en op te nemen, nadat de bank had aangekondigd deze mogelijkheid te beëindigen en een opnamelimiet van € 8.000 per maand in te voeren. De Rabobank stelde dat deze wijzigingen noodzakelijk waren vanwege bedrijfseconomische redenen en de wens om niet langer de inkoop van softdrugs te faciliteren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Rabobank, als commercieel bedrijf, het recht heeft om haar voorwaarden te wijzigen en dat de zorgplicht tegenover de rekeninghouder niet zo ver gaat dat de bank een onrendabele dienst moet blijven aanbieden. De vorderingen van de koffieshophouder werden afgewezen, waarbij de rechter benadrukte dat de Rabobank niet verplicht is om contant geld te blijven faciliteren voor de inkoop van verboden middelen. De proceskosten werden toegewezen aan de Rabobank.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/509618 / KG ZA 20-489
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2020
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
hierna te noemen: [eiseres]
advocaten mrs. S.T. Blom en J.E. van Kuijk
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Utrecht
gedaagde
hierna te noemen: Rabobank
advocaten mrs. R.E. de Groot en R.M. Vermaire.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 11 van [eiseres]
  • de conclusie van antwoord van Rabobank
  • de producties 1 tot en met 9 van Rabobank
  • de mondelinge behandeling van 16 oktober 2020
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Rabobank .
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen verteld dat er op
30 oktober 2020 een vonnis zal komen.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] exploiteert een koffieshop in [plaats] . Zij koopt daarvoor softdrugs (wiet) in via de zogenoemde “achterdeur”. Deze achterdeur-verkopers eisen dat er met contant geld wordt betaald.
2.2.
[eiseres] heeft al dertig jaar een betaalrekening bij de Rabobank . [eiseres]
kon in dat verband ongelimiteerd contant geld bij de Rabobank bestellen en opnemen.
De Rabobank heeft echter aangekondigd dat daarin de volgende verandering komen:
a. [eiseres] kan vanaf 1 september 2020 geen contant geld meer bij de Rabobank
bestellen, en
b. vanaf 1 januari 2021 geldt er voor [eiseres] een opnamelimiet van € 8.000 per
maand.
2.3.
[eiseres] is van mening dat de Rabobank deze wijzigingen niet mag doorvoeren en dat zij alles moet laten zoals eerder was overeengekomen.
[eiseres] vordert in dit kort geding dat de Rabobank wordt geboden:
primaira. om het ongelimiteerd bestellen en opnemen van contant geld door [eiseres]
ongewijzigd te blijven te faciliteren, zonder nadere en/of aanvullende
verplichtingen en/of kosten
b. om de mogelijke productuitbreiding ongewijzigd te blijven continueren, zonder
nadere en/of aanvullende verplichtingen en/of kosten.
subsidiair
om met [eiseres] in overleg te treden om tot afspraken te komen met als doel dat
voortdurend beschikking kan krijgen over haar positieve saldo bij de Rabobank in contanten, zonder nadere en/of aanvullende verplichtingen en/of kosten.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in dit kort geding om de beantwoording van de vraag of de Rabobank de wijzigingen als genoemd in 2.2. onder a en b mag doorvoeren. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat dit mag en zal hierna uitleggen waarom.
Uitgangspunt: contractsvrijheid
3.2.
Als uitgangspunt geldt het volgende.
De Rabobank is een commercieel bedrijf en mag op grond van het beginsel van contractsvrijheid zelf weten met wie zij een betaalrekening wil aangaan en onder welke voorwaarden zij dit wil doen. Ook mag zij op grond van dit beginsel een eenmaal afgesloten betaalrekening weer opzeggen. In lijn hiermee mag de Rabobank ook besluiten om de voorwaarden die voor de betaalrekening gelden, aan te passen.
Dit recht om de voorwaarden van de betaalrekening te wijzigen, bestaat ongeacht of de bank in haar algemene voorwaarden een algemeen wijzigingsbeding heeft opgenomen of niet.
Deze contractsvrijheid van de Rabobank is echter niet onbegrensd.
De vrijheid van de Rabobank wordt onder andere beperkt door de (bijzondere) zorgplicht die zij tegenover een rekeninghouder, zoals [eiseres] , in acht moet nemen.
Wijziging: vanaf 1 september 2020 kan er geen contant geld meer worden besteld
3.3.
Tot 1 september 2020 konden alle rekeninghouders van de Rabobank , onder wie [eiseres] , contant geld bestellen bij de Rabobank . Vanaf 1 september 2020 kan dit niet meer, omdat de Rabobank vanaf dat moment met het aanbieden van deze dienst is gestopt.
De Rabobank is, zo voert zij aan, vanwege bedrijfseconomische redenen met het aanbieden van deze dienst gestopt. Het was niet meer rendabel om deze dienst aan te bieden, omdat in Nederland de behoefte aan contant geld is gedaald. Steeds minder mensen betalen nog met contant geld. Er wordt steeds meer giraal of met de pin betaald.
[eiseres] heeft niet gemotiveerd betwist dat het voor de Rabobank niet meer rendabel was om deze dienst aan te bieden. Het wordt er daarom op dit moment voor gehouden dat dit juist is.
3.4.
Alle rekeninghouders die bij de Rabobank bankieren kunnen dus geen contant geld meer bij de Rabobank bestellen. [eiseres] staat hierin dus niet alleen.
[eiseres] vindt dat de Rabobank het voor haar toch mogelijk moet maken om contant geld bij de Rabobank te bestellen, omdat zij anders met haar bedrijfsvoering in de knel komt. Zij heeft maandelijks veel contant geld nodig, omdat zij haar handelsvoorraad (softdrugs/wiet) alleen met contant geld kan inkopen bij haar “leveranciers”.
Hoeveel contant geld [eiseres] nodig heeft, verschilt per maand, aangezien dit afhankelijk is van de vraag van haar klanten en de hoeveelheid contant geld dat zij van haar klanten ontvangt. Op dit moment betalen veel van de klanten van [eiseres] met de pin. [eiseres] heeft op dit moment, zo heeft zij toegelicht, ongeveer € 30.000 per week (dus € 120.000 per maand) aan contant geld nodig om haar leveranciers te betalen. Het is onveilig om dergelijke bedragen aan contant geld te moeten pinnen.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet van de Rabobank kan worden verlangd dat zij speciaal voor [eiseres] toch nog de dienst “contant geld bestellen” blijft aanbieden. De door de Rabobank tegenover [eiseres] in acht te nemen zorgplicht gaat niet zo ver dat de Rabobank een onrendabele dienst speciaal voor [eiseres] in de lucht moet houden en daarvoor veel kosten moet maken en investeringen moeten doen ten aanzien van onder andere veiligheid. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Er bestaat geen wettelijke verplichting voor de Rabobank om rekeninghouders de mogelijkheid te bieden contant geld bij haar te bestellen.
Dat de Rabobank deze dienst jarenlang heeft aangeboden, betekent niet dat zij dit ook
voor altijd moet blijven doen (zie hiervoor onder 3.2.).
De Rabobank is een commercieel bedrijf en heeft op basis van commerciële overwegingen besloten om met deze dienst te stoppen. Zij is ook niet abrupt met deze dienstverlening gestopt; zij heeft dit bij e-mail van 10 juni 2020 aan [eiseres] laten weten.
Bovendien is het ook niet zo dat het voor [eiseres] (en de andere rekeninghouders) onmogelijk is om contant geld op te nemen bij de Rabobank . Dit contant geld kan worden gepind bij pinautomaten van de Rabobank en bij speciaal daarvoor in het leven geroepen pinautomaten genaamd “Geldmaat”.
Dat dit voor [eiseres] ongunstig uitpakt, omdat zij gelet op haar bedrijfsvoering, dan met veel contant geld over straat moet, kan zo zijn, maar dit is een omstandigheid die voor haar risico komt.
Wijziging: vanaf 1 januari 2021 verlaging van de opnamelimiet tot € 8.000 per maand
3.6.
Dan het andere besluit van de Rabobank waar [eiseres] last van heeft, namelijk de verlaging van het opnamelimiet van [eiseres] tot € 8.000 per maand.
De Rabobank heeft aangekondigd dat deze opnamelimiet vanaf 1 januari 2021 van kracht zal zijn. Deze opnamelimiet geldt niet alleen voor [eiseres] , maar voor alle koffieshophouders die een betaalrekening bij de Rabobank hebben.
De reden voor de invoering van deze opnamelimiet is dat de Rabobank niet langer het inkopen van softdrugs/wiet door koffieshophouders, zoals [eiseres] , wil faciliteren en niet (meer) wil meewerken aan het “zwart” wassen van wit geld.
3.7.
[eiseres] voert in de kern genomen twee argumenten aan waarom deze wijziging niet mag worden doorgevoerd:
1. de rekening-courantverhouding tussen partijen staat daaraan in de weg, omdat op
basis van die verhouding [eiseres] altijd over het positieve saldo moet kunnen
beschikken op een door haar aan te wijzen manier,
2. de Rabobank heeft toegezegd om maatwerk te zullen leveren en moet die
toezegging nakomen.
Moet [eiseres] altijd kunnen beschikken over het positieve saldo op een door haar aan te wijzen manier?
3.8.
Niet ter discussie staat dat de betaalrekening ook te kwalificeren is als een rekening-courantrekening. [eiseres] voert aan dat de Rabobank geen opnamelimiet mag opleggen, omdat zij op grond van de bepalingen met betrekking tot de rekening-courantverhouding het recht heeft om het positieve saldo in contanten op te eisen bij de Rabobank (artikel 6:140 lid 1 Burgerlijk Wetboek).
3.9.
[eiseres] wordt niet in dit, door de Rabobank betwiste, standpunt gevolgd.
Het klopt dat de schuldeiser het op enig moment verschuldigde (positieve) saldo op de rekening-courantrekening van de bank kan opeisen en dat hij daarbij kan aangeven op welke manier dit saldo aan hem moet worden betaald, giraal of contant (chartaal). In dit geval verzet de redelijkheid en billijkheid zich er echter tegen dat [eiseres] zich op dit recht beroept.
3.9.1.
De reden dat [eiseres] zich op de hiervoor bedoelde bepaling beroept, is dat zij het contante geld nodig heeft om haar handelsvoorraad te kunnen kopen. Het gaat daarbij om het kopen van strafrechtelijk verboden middelen (softdrugs en wiet). De leveranciers van deze middelen eisen dat er in contant geld wordt betaald. Het witte geld dat op de betaalrekening van [eiseres] bij de Rabobank staat, wordt in feite gebruik om “zwart” te wassen. Daarover zijn partijen het ook eens.
3.9.2.
Als het [eiseres] , met een beroep op de bepaling inzake de opeising van het positieve saldo van de rekening-courantverhouding, wordt toegestaan om op elk door haar gewenst moment het door haar gewenste bedrag in contant geld op te nemen, dan zou de Rabobank worden “gedwongen” om de inkoop van verboden middelen (softdrugs/wiet) en het zwart wassen van wit geld te faciliteren. Het kan niet van de Rabobank worden verlangd dat zij dat doet.
Zwart wassen van geld is vergelijkbaar met witwassen van geld, waarvoor strenge financiële (wettelijke) toezichtregels gelden waaraan de Rabobank zich moet houden. Maar ook los daarvan hoeft de Rabobank niet mee te werken aan het faciliteren van het kunnen inkopen van verboden middelen. Ook niet nu er een gedoogbeleid is voor de verkoop van softdrugs/wiet in koffieshops. Dat gedogen (wat overigens betekent dat dat in beginsel eigenlijk ook niet mag) ziet op de verkoop van de softdrugs in de koffieshops en niet op de inkoop daarvan.
Het is juist die strafrechtelijk verboden inkoop die de Rabobank zou faciliteren als het
[eiseres] zou zijn toegestaan om op elk door haar gewenst moment een door haar gewenst bedrag in contant geld op te nemen.
3.9.3.
De Rabobank wil nu juist, omdat zij niet langer met deze praktijken verbonden wil zijn en/of met deze praktijken wil worden geassocieerd, de opnamelimiet voor alle koffieshophouders verlagen tot € 8.000 per maand. Met dit bedrag, daarover zijn partijen het eens, kan niet de door [eiseres] voor haar bedrijfsvoering benodigde softdrugs worden gekocht. Dat is ook precies de bedoeling van de Rabobank . De opnamelimiet van € 8.000 per maand is, zo voert de Rabobank aan, alleen bedoeld als wisselgeld voor de klanten van de koffieshop die met contant geld betalen.
3.9.4.
Er zijn geen omstandigheden die maken dat getornd moet worden aan het hiervoor geschetste zwaarwegende belang van de Rabobank om de opnamelimiet te beperken tot
€ 8.000 per maand.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Rabobank aan haar zorgplicht tegenover
[eiseres] heeft voldaan door de beperking van de opnamelimiet niet abrupt door te voeren, maar daarvoor een overgangsperiode in te lassen. De Rabobank heeft op 25 mei 2020 aangekondigd dat vanaf 25 augustus 2020 de opnamelimiet van € 8.000 per maand zal gelden. Daarna is deze ingangsdatum nog verlengd tot 1 oktober 2020 en daarna nog eens tot 1 januari 2021. [eiseres] heeft dus ruim zeven maanden de tijd gehad om te bedenken hoe zij haar bedrijfsvoering kan aanpassen om aan het door haar gewenste contante geld te komen. [eiseres] kan, zoals de Rabobank aanvoert, aan contant geld komen door haar klanten in het vervolg met contant geld te laten betalen. Dat was tot voor kort ook de praktijk, zo heeft [eiseres] beaamd. Dat [eiseres] liever niet voor deze mogelijkheid kiest omdat zij dan van de Rabobank allerlei informatieverzoeken zal krijgen over de herkomst van het geld op haar betaalrekening, of dat niet alle klanten van [eiseres] met contant geld willen betalen, ligt in de risicosfeer van [eiseres] . Het zwaarwegende belang van de Rabobank hoeft daarvoor niet voor te wijken.
Aan [eiseres] kan verder nog worden toegegeven dat het zuur is dat zij op aandringen van de Rabobank haar klanten al enige tijd zoveel mogelijk met pin laat betalen, maar dat maakt niet dat de Rabobank de opnamelimiet niet op de door haar aangekondigde manier mag wijzigen.
Het is ook niet aannemelijk dat [eiseres] door de verlaging van de opnamelimiet, zoals zij aanvoert, zal omvallen. Nog daargelaten dit niet een omstandigheid is die de bank zich gezien het voorgaande hoeft aan te trekken.
Toezegging om maatwerk te leveren?
3.10.
[eiseres] voert nog aan dat de Rabobank de opnamelimiet niet mag wijzigen, omdat zij heeft toegezegd dat zij met betrekking tot het bestellen en opnemen van contant geld maatwerk zal leveren en in het kader van dit maatwerk [eiseres] zal moeten toestaan om ongelimiteerd contant geld op te nemen.
3.11.
Het is onvoldoende aannemelijk dat dit, door de Rabobank betwiste, standpunt van
[eiseres] opgaat.
3.11.1.
De Rabobank heeft bij e-mail van 25 mei 2020 aangekondigd dat de opnamelimiet voor het bestellen en opnemen van contant geld per 25 augustus 2020 wordt verlaagd naar
€ 8.000 per maand.
3.11.2.
Bij e-mail van 10 juni 2020 heeft de Rabobank laten weten dat zij in afwijking van het bericht van 25 mei 2020 de mogelijkheid tot het bestellen van contant geld volledig stopzet.
3.11.3.
Daarna is er overleg geweest tussen (de advocaat van) [eiseres] en de Rabobank .
In het kader van dat overleg is gesproken over het leveren van maatwerk.
Bij e-mail van 7 juli 2020 heeft de Rabobank geschreven:
“ Indien een klant aan kan tonen dat hij meer contanten nodig heeft moet er een analyse
uitgevoerd worden op de getoonde administratie om de plausibiliteit van het gewenste
maandelijkse contanten opnamen vast te stellen. Ik heb intern gevraagd waar deze
administratie dan aan moet voldoen, het antwoord volgt nog.”
3.11.4.
[eiseres] heeft daarna een verklaring van haar accountant en de jaarstukken aan de Rabobank verstrekt.
3.11.5.
Bij e-mail van 29 juli 2020 heeft de Rabobank aan [eiseres] laten weten dat zij de overgangsperiode die oorspronkelijk van toepassing was (25 augustus 2020) zou verlengen tot 1 oktober 2020.
3.11.6.
Bij e-mail van 7 augustus 2020 heeft de Rabobank aan [eiseres] bericht dat deze overgangsperiode nog verder wordt verlengd tot 1 januari 2021 en dat vanaf die datum de aangekondigde opnamelimiet (van € 8.000 per maand) van kracht zal worden.
3.11.7.
Weliswaar kan uit de hiervoor aangehaalde e-mailwisseling die tussen partijen heeft plaatsgevonden worden opgemaakt dat de Rabobank bereid was om te onderzoeken of er maatwerk ten aanzien [eiseres] kon worden geleverd voor wat betreft de omvang van de opnamelimiet. Er valt echter niet uit op te maken dat de Rabobank aan [eiseres] heeft toegezegd dat de opnamelimiet hoe dan ook wordt verhoogd, en al helemaal niet dat is toegezegd dat [eiseres] ongelimiteerd contant geld kan blijven opnemen.
De Rabobank heeft de door [eiseres] aangeleverde informatie bekeken en heeft uiteindelijk besloten dat er geen maatwerk mogelijk is ten aanzien van de omvang van het opnamelimiet. Zij heeft besloten om de opnamelimiet voor alle koffieshophouders die een bankrekening bij haar hebben gelijk te stellen en wel op € 8.000 per maand. De Rabobank was daartoe, zoals uit het voorgaande volgt, ook gerechtigd.
Ongewijzigd continueren productuitbreiding?
3.12.
[eiseres] komt in dit kort geding ook nog op tegen het besluit van de Rabobank om haar geen productuitbreiding meer toe te staan. Zij heeft dit echter geen handen en voeten gegeven, zodat dit verwijt als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd wordt gepasseerd.
Conclusie
3.13.
De conclusie is dat de primaire en subsidiaire vordering van [eiseres] moet worden afgewezen.
Wat [eiseres] verder nog ter onderbouwing van die vorderingen heeft aangevoerd wordt onbesproken gelaten, omdat dat, ook al zou [eiseres] daarin gelijk hebben, niet tot een ander beslissing kan leiden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over de discussie met betrekking tot de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de vernietigbaarheid daarvan en in dat verband de vraag of [eiseres] gelijk te stellen is met een consument. Ook gaat het om de vraag of het algemene wijzigingsbeding dat in de algemene voorwaarden is opgenomen een kernbeding is die niet in de algemene voorwaarden thuishoort.
Proceskosten en nakosten
3.14.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00
De over deze proceskosten door de Rabobank gevorderde wettelijke rente zal op de onder de beslissing te noemen manier worden toegewezen.
3.15.
De door de Rabobank verzochte veroordeling in de nakosten zullen op de in de beslissing te noemen manier worden begroot. De Rabobank heeft geen wettelijke rente over deze nakosten gevorderd.
3.16.
De proceskosten- en nakostenveroordeling zal, zoals door de Rabobank gevorderd en overigens ook gebruikelijk is in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 4.2. en 4.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.