Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Rekestnummers: 19/2664 en 19/2666
[verzoeker] ,
Overwegingen
Beslissing
toeten bedrage van € 420,-
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2020 uitspraak gedaan over verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste wegens vrijheidsbeneming in het kader van de schorsing van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.I. Takens, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 420,- voor de dagen die hij in detentie heeft doorgebracht, alsook om een vergoeding van € 280,- voor de kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het dossier en de schriftelijke instemming van de officier van justitie met de verzochte vergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in totaal 4 dagen in een huis van bewaring heeft doorgebracht en dat de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op 4 december 2019 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op de gevraagde schadevergoeding op basis van de artikelen 537 jo. 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de verzochte bedragen toegewezen en bevolen dat deze aan de verzoeker uitbetaald worden.