ECLI:NL:RBMNE:2020:5960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
99/000643-43
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoekschrift tot schadevergoeding wegens vrijheidsbeneming in kader van schorsing voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2020 uitspraak gedaan over verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste wegens vrijheidsbeneming in het kader van de schorsing van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.I. Takens, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 420,- voor de dagen die hij in detentie heeft doorgebracht, alsook om een vergoeding van € 280,- voor de kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het dossier en de schriftelijke instemming van de officier van justitie met de verzochte vergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in totaal 4 dagen in een huis van bewaring heeft doorgebracht en dat de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op 4 december 2019 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op de gevraagde schadevergoeding op basis van de artikelen 537 jo. 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de verzochte bedragen toegewezen en bevolen dat deze aan de verzoeker uitbetaald worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 99/000643-43
Rekestnummers: 19/2664 en 19/2666
Beschikking van de meervoudige kamer in strafzaken, op de op 10 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften op grond van het bepaalde in de artikelen 537 jo. 533 (rekestnummer 19/2664) en artikel 530 (rekestnummer 19/2666) van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 in [naam gemeente] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam,
(hierna te noemen: verzoeker).
Het verzoekschrift ex de artikelen 537 jo. 533 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane vrijheidsbeneming in het kader van de schorsing van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 420,-.
Het verzoekschrift ex artikel 530 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsman voor het indienen van het verzoekschrift ten bedrage van € 280,-.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met bovenvermeld parketnummer) en van voornoemd verzoekschrift.
In reactie op het verzoekschrift heeft de officier van justitie schriftelijk te kennen gegeven in te stemmen met de toewijzing van de verzochte vergoedingen.
De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie vervolgens per e-mail van 14 september 2020 meegedeeld voorshands voornemens te zijn het de verzoeken toe te wijzen.
De raadsman en de officier van justitie hebben per e-mail van 14 september 2020 ingestemd met de voorgestelde afdoening en meegedeeld geen behoefte hebben aan een mondelinge behandeling van de verzoekschriften. De verzoekschriften zijn daarom zonder mondelinge behandeling aan de orde geweest op de terechtzitting van 15 september 2020.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
de rechter-commissaris heeft op 2 december 2019 bevolen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van verzoeker met ingang van 2 december 2019 werd geschorst.
de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is op 4 december 2019 afgewezen door de meervoudige kamer van deze rechtbank.
de rechtbank heeft het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling met ingang van 5 december 2019 opgeheven.
verzoeker heeft in totaal 4 dagen doorgebracht in een huis van bewaring.

Overwegingen

Het verzoekschrift ex de artikelen 537 jo. 533 Sv
Nu de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte is afgewezen, kan verzoeker aanspraak maken op een vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de tijdens de schorsing van die voorwaardelijke invrijheidsstelling uitgezeten gevangenisstraf. Schadevergoeding wordt toegekend indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker, alles in aanmerking genomen, een vergoeding toekomt van € 420,-. De rechtbank gaat daarbij uit van het aantal dagen gevangenisstraf dat verzoeker in het kader van de schorsing van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft uitgezeten en van de bedragen die over het algemeen worden toegekend als vergoeding op grond van artikel 533 Sv, te weten 4 dagen à € 105,-.
Ter zake het verzoekschrift ex artikel 530 Sv
De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 280,- (inclusief btw).

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 537 jo. 533 Sv:
- kentaan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding
toeten bedrage van € 420,-
(zegge: vierhonderdtwintig euro);
Op de voet van artikel 530 Sv:
- kent toeaan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 280,-
(zegge: tweehonderdtachtig euro).
Beveeltde griffier van deze rechtbank voormelde bedragen aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] , t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden [.] , o.v.v. [..] .
Aldus gegeven door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, en mrs. I.J.B. Corbeij en
O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, op 29 september 2020.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.