ECLI:NL:RBMNE:2020:5945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
UTR 19/4572
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

Deze uitspraak betreft het verzet dat opposante heeft ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2020. In die uitspraak werd het beroep van opposante tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Woerden van 10 september 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat opposante het griffierecht niet tijdig had betaald. Opposante heeft verzet ingesteld zonder te verzoeken om een zitting.

De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 februari 2020 geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. Dit is toegestaan op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze procedure beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was, en niet of opposante gelijk heeft in haar beroep.

Opposante betoogt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij dacht dat zij slechts één keer griffierecht verschuldigd was voor beide beroepen, die betrekking hadden op dezelfde bestuurlijke rapportage. De rechtbank is het hier niet mee eens en stelt vast dat de griffierechtnota’s en herinneringsnota’s correct waren en dat opposante als professionele rechtsbijstandsverlener had moeten weten dat voor elke beroepszaak afzonderlijk griffierecht betaald moest worden.

De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier, op 12 juni 2020. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4572-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2020 op het verzet van

[opposante] , te [vestigingsplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. C.P. Zwaanswijk),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzet dat opposante heeft ingediend tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2020. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Woerden van 10 september 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en de rechtbank niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 februari 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het griffierecht niet tijdig heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2020 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2020 niet juist omdat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Opposante ging ervan uit dat zij één keer griffierecht verschuldigd was, omdat de grondslag van beide beroepen één en dezelfde bestuurlijke rapportage betreft met dezelfde verweerder. Daarnaast ontving opposante in beide zaken een vooraankondiging voor dezelfde zittingsdag met hetzelfde tijdstip. Opposante ging er daarom van uit dat zij één keer griffierecht verschuldigd was. Opposante stelt dat op zowel de griffierechtnota’s als herinneringsnota’s van beide zaken, [bedrijf] met zaaknummer 19/4574 en [opposante] met zaaknummer 19/4572, onder kenmerk enkel wordt verwezen naar ‘ [opposante] ’. Ook om die reden ging opposante er vanuit dat de nota’s enkel zagen op [opposante] en heeft daarom eenmalig het griffierecht voldaan met betalingskenmerk 2000 8591 0230 1008. Naderhand is gebleken dat de betalingskenmerk 2000 8591 0230 1008 zag op de zaak [bedrijf] .
4. De rechtbank is het niet eens met opposant, omdat op zowel de griffierechtnota’s als de herinneringsnota’s in beide zaken onder het kopje ‘kenmerk van uw zaak’ wordt verwezen naar het juiste zaaknummer. De rechtbank int voor elke beroepszaak afzonderlijk griffierecht, ook als de beroepszaken nauw met elkaar samen hangen en dezelfde verweerder betreffen.
De rechtbank stelt vast dat de griffierechtnota’s en herinneringsnota’s van beide beroepszaken op dezelfde datum zijn verzonden met dezelfde partijnamen, en tevens de correcte betalingskenmerken en zaaknummers vermelden. Bovendien zijn de nota’s naar een professionele rechtsbijstandsverlener verzonden van wie mag worden verwacht dat hij er mee bekend is dat wanneer er twee beroepen worden ingediend er ook tweemaal griffierecht moet worden betaald. Het dient daarom voor risico van opposante te komen dat zij niet tijdig het griffierecht heeft voldaan.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2020 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier, op 12 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.