ECLI:NL:RBMNE:2020:5944

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
UTR 19/3726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 20 mei 2020. De rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant het griffierecht niet had betaald. De opposant ging in verzet, maar vroeg niet om een zitting. De rechtbank moest beoordelen of de eerdere uitspraak terecht was, zonder nog in te gaan op de inhoud van het beroep zelf. De opposant stelde dat hij niet op de hoogte was van een nota die naar hem zou zijn verzonden. De rechtbank constateerde dat het niet mogelijk was om via het Track & Trace-systeem van PostNL te verifiëren of de mededeling over het griffierecht correct was verzonden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de griffier de mededeling volgens de voorgeschreven werkwijze had verzonden. De rechtbank besloot daarom het verzet gegrond te verklaren en de eerdere uitspraak te laten vervallen. De zaak zal nu verder worden behandeld op een zitting, waarbij de opposant nog bericht zal ontvangen. De rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over de proceskosten van de opposant, dit zal in de einduitspraak over het beroep gebeuren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3726 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2020 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort van 6 augustus 2019. In de uitspraak van 20 mei 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 20 mei 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 20 mei 2020 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 20 mei 2020 niet juist omdat opposant niet bekend is met een nota in onderhavige zaak. Volgens inlichtingen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zou een nota zijn verzonden aan het adres van opposant. Opposant is daarmee echter niet bekend.
4. De rechtbank stelt vast dat het niet meer mogelijk is gebleken om via het volgsysteem van PostNL (Track & Trace) na te gaan of de brief van 10 november 2019, waarbij opposant in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen, op de juiste wijze per aangetekende post is verzonden. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of is voldaan aan de in artikel 2.5, eerste lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2017 voorgeschreven werkwijze dat de griffier de mededeling dat het griffierecht moet worden voldaan, aangetekend verzendt. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding opposant opnieuw in de gelegenheid te stellen het verschuldigde griffierecht te voldoen.
5. Dit betekent dat opposant hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 20 mei 2020 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
6. De zaak wordt nu verder behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
7. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposant. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.