In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2020, gaat het om een beroep tegen een dwangbevel met executoriale titel dat op 27 mei 2019 aan eiseres is betekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank verwijst naar artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat een dwangbevel inhoudt. In dit geval is er sprake van een executiegeschil, waarvoor de burgerlijke rechter bevoegd is, zoals ook blijkt uit artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank concludeert dat eiseres tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel met een dagvaarding in verzet kan komen bij de burgerlijke rechter van het arrondissement waar zij woont. Aangezien de bestuursrechter zich onbevoegd verklaart, zal het door eiseres betaalde griffierecht worden teruggestort en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.