In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwappartement. De eisers stellen dat de oplevering van de woning te laat heeft plaatsgevonden en vorderen een gefixeerde schadevergoeding van € 9.310,00 voor de overschrijding van de bouwtijd. Daarnaast vorderen zij schadevergoeding voor beschadigde materialen en een tekort aan waterdruk in hun appartement. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning te laat is opgeleverd, maar dat de vertraging deels aan de eisers zelf te wijten is. De kantonrechter heeft de aanvangsdatum van de bouw vastgesteld op 19 juni 2017 en de opleverdatum op 13 juni 2019, wat resulteert in een overschrijding van 73 dagen. De gefixeerde schadevergoeding is berekend op € 5.110,00. De vordering voor de beschadigde materialen is afgewezen, terwijl de vordering voor de waterdruk ook niet is toegewezen. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijke tarief van € 637,23. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.881,81 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente.