ECLI:NL:RBMNE:2020:5937
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een medische urgentieverklaring had aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Het primaire besluit van 7 november 2019, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door verzoekster bestreden. Na het bestreden besluit van 8 mei 2020, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, zoals vereist volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoekster had een woning in [woonplaats] en had niet voldoende onderbouwd dat zij in een situatie van dreigende dakloosheid verkeerde of dat er onomkeerbare gevolgen zouden optreden als zij moest wachten op de beslissing in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen spoedeisend belang had en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Verweerder had gemotiveerd dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie, en dit was door verzoekster niet weerlegd.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.