ECLI:NL:RBMNE:2020:5936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
C/16/503307 / FO RK 20-624
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot adoptie van een meerderjarige met wijziging van geslachtsnaam

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] op 29 mei 2020 een verzoekschrift ingediend tot adoptie van [belanghebbende 3 (voornaam)], die op dat moment meerderjarig was. De adoptie werd besproken tijdens een zitting op 17 september 2020, waarbij de moeder en [belanghebbende 3 (voornaam)] aanwezig waren, maar de heer [belanghebbende 2] niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] en de moeder van [belanghebbende 3 (voornaam)] in 2007 zijn getrouwd en dat [belanghebbende 3 (voornaam)] de biologische zoon is van de heer [belanghebbende 2]. De rechtbank heeft de adoptie toegewezen, ondanks dat [belanghebbende 3 (voornaam)] meerderjarig was, op basis van bijzondere omstandigheden die de psychische problemen van [belanghebbende 3 (voornaam)] en zijn behoefte aan een juridische band met de heer [verzoeker] omvatten. De rechtbank oordeelde dat de adoptie een belangrijke stap zou zijn voor de identiteitsontwikkeling van [belanghebbende 3 (voornaam)] en dat het hem zou helpen zich als volwaardig lid van het gezin te voelen. De rechtbank heeft ook de wijziging van de geslachtsnaam van [belanghebbende 3 (voornaam)] naar die van de heer [verzoeker] goedgekeurd. De beschikking werd uitgesproken op 15 oktober 2020 door mr. A.C. van den Boogaard, kinderrechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/503307 / FO RK 20-624
Beschikking van 15 oktober 2020
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna ook te noemen: de heer [verzoeker] ,
advocaat mr. E.P.J. Appelman,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
[belanghebbende 2] ,
met een onbekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen de heer [belanghebbende 2] ,
[belanghebbende 3] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen [belanghebbende 3 (voornaam)] .

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft op 29 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, met bijlagen 1 tot en met 9.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 17 september 2020. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [verzoeker] met zijn advocaat;
  • de moeder;
  • [belanghebbende 3 (voornaam)] .
1.3.
De heer [belanghebbende 2] is door de rechtbank op de juiste wijze opgeroepen, maar hij is niet op de zitting verschenen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De moeder en de heer [belanghebbende 2] zijn met elkaar gehuwd geweest.
2.2.
Uit dit huwelijk is op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats 1] (Brazilië) [belanghebbende 3 (voornaam)] geboren. De biologische vader van [belanghebbende 3 (voornaam)] is heer [belanghebbende 2] .
2.3.
Het huwelijk tussen de moeder en de heer [belanghebbende 2] is vervolgens ontbonden.
2.4.
In 2007 zijn de moeder en de heer [verzoeker] met elkaar gehuwd.
2.5.
De heer [verzoeker] verzoekt om [belanghebbende 3 (voornaam)] te adopteren en de geslachtsnaam van [belanghebbende 3 (voornaam)] te wijzigen van ‘ [achternaam van belanghebbende 2] ’ naar ‘ [achternaam van verzoeker] ’.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [verzoeker] toewijzen en spreekt de adoptie van [belanghebbende 3 (voornaam)] door de heer [verzoeker] uit. Ook zal de rechtbank de geslachtsnaam van [belanghebbende 3 (voornaam)] wijzigen van ‘ [achternaam van belanghebbende 2] ’ naar ‘ [achternaam van verzoeker] ’. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
De adoptie
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is. Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Eén van de voorwaarden is dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig moet zijn. [1] [belanghebbende 3 (voornaam)] was op de dag van de indiening van het verzoekschrift 24 jaar oud en dus meerderjarig. Op grond van de nationale wetgeving is adoptie van [belanghebbende 3 (voornaam)] door de heer [verzoeker] dus niet meer mogelijk.
3.3.
De heer [verzoeker] heeft gesteld dat het feit dat [belanghebbende 3 (voornaam)] meerderjarig is, geen reden is om het verzoek af te wijzen. Hij heeft daarbij gewezen op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens de heer [verzoeker] moet het minderjarigheidsvereiste op grond van het EVRM terzijde worden gesteld.
3.4.
Uit vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt dat het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten is. Dit betekent dat het feit dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Dat adoptie op grond van in de nationale wetgeving vastgesteld voorwaarden niet mogelijk is, maakt dus niet dat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life. Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht op een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet. [2]
3.5.
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij gegaan kan worden aan het minderjarigheidsvereiste. Het moet dan wel gaan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoekschrift een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen. De rechtbank vindt dat er in dit geval sprake is van zo’n uitzonderlijke situatie. Zij zal dat hierna uitleggen.
3.6.
De heer [verzoeker] heeft gesteld dat hij sinds 2006 een relatie heeft met de moeder. Zij hebben elkaar ontmoet in Brazilië. Vanaf 2007 zijn de heer [verzoeker] en de moeder gaan samenwonen. Sindsdien heeft de heer [verzoeker] [belanghebbende 3 (voornaam)] mede verzorgd en opgevoed. In 2008 hebben de heer [verzoeker] en de moeder een dochter gekregen, [A (voornaam)] . Vervolgens is het gezin – samen met [belanghebbende 3 (voornaam)] – in 2009 naar Nederland verhuisd. De heer [verzoeker] ziet [belanghebbende 3 (voornaam)] als zijn eigen kind. Er is sprake van een zeer hechte, emotionele gezinsband tussen hen. [belanghebbende 3 (voornaam)] heeft vanaf dat hij één jaar oud was geen contact meer gehad met zijn biologische vader. Zij hebben dus nauwelijks in gezinsverband met elkaar samengewoond. [belanghebbende 3 (voornaam)] wenst geen contact meer te hebben met zijn biologische vader en hij heeft van hem niets meer te verwachten. In beginsel is het feit dat vaststaat dat er sprake is van een feitelijk gezinsverband tussen de moeder, de heer [verzoeker] en [belanghebbende 3 (voornaam)] niet voldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden waardoor de adoptie van [belanghebbende 3 (voornaam)] door de heer [verzoeker] niet geweigerd kan worden. In deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – is het immers niet uitzonderlijk dat een kind een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar biologische ouder.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden gelet op de psychische problemen waarmee [belanghebbende 3 (voornaam)] kampt. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen tijdens de zitting is gebleken dat [belanghebbende 3 (voornaam)] na zijn 18e jaar onverwachts psychische problemen kreeg. Hij voelde zich ontheemd en buitengesloten van het gezin. Hij had – en heeft nog steeds – het gevoel geen onderdeel van het gezin uit te maken. Dit gevoel wordt door [belanghebbende 3 (voornaam)] mede toegeschreven aan het feit doordat hij tot zijn 13e in Brazilië heeft gewoond, waar hij vrijwel geen contact had met zijn biologische vader of diens familie. [belanghebbende 3 (voornaam)] heeft nu al zeer lange tijd geen contact meer met hen. [belanghebbende 3 (voornaam)] verblijft nu al meer dan 10 jaar in Nederland, maar hij voelt zich nog altijd niet geworteld in de Nederlandse samenleving. Hoewel het nu wat beter met [belanghebbende 3 (voornaam)] gaat, blijft hij met het gevoel kampen dat hij nergens bij hoort. Doordat [belanghebbende 3 (voornaam)] niet makkelijk over zijn gevoelens praat, was de heer [verzoeker] zich er lange tijd niet van bewust dat [belanghebbende 3 (voornaam)] door hem geadopteerd wilde worden. Dit heeft [belanghebbende 3 (voornaam)] pas eind 2019 aan hem kenbaar gemaakt. De behandeld psycholoog van [belanghebbende 3 (voornaam)] heeft in haar brief van 26 mei 2020 verklaard dat [belanghebbende 3 (voornaam)] een introvert en gevoelig persoon is die kampt met psychische problematiek en gevoelens van onzekerheid over zijn identiteit. De psycholoog onderschrijft het belang van adoptie door de heer [verzoeker] voor [belanghebbende 3 (voornaam)] . Dit leidt er namelijk toe dat hij dan officieel onderdeel uitmaakt van het gezin, samen met de moeder, de heer [verzoeker] en zijn [A (voornaam)] . De psycholoog denkt dat dit de identiteit van [belanghebbende 3 (voornaam)] zal versterken. Adoptie zal [belanghebbende 3 (voornaam)] een beschermd gevoel geven omdat hij dan weet dat juridisch is vastgelegd dat de heer [verzoeker] er – ook in de toekomst – voor hem zal zijn. Na gesprekken met de psycholoog van [belanghebbende 3 (voornaam)] zijn ook de heer [verzoeker] en de moeder ervan overtuigd geraakt dat adoptie voor [belanghebbende 3 (voornaam)] belangrijk is en dat het hem kan helpen in zijn identiteitsontwikkeling.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande is gebleken dat [belanghebbende 3 (voornaam)] er belang bij heeft dat de heer [verzoeker] hem kan adopteren. De genoemde omstandigheden zijn van zodanige aard dat de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar acht. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het minderjarigheidsvereiste. Ondanks dat adoptie in dit geval niet meer het karakter heeft van een kinderbeschermingsmaatregel, vindt de rechtbank dat [belanghebbende 3 (voornaam)] een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met de heer [verzoeker] als ook bij de juridische bevestiging van de band die hij reeds sinds zijn minderjarigheid met de heer [verzoeker] heeft. Evenals de psycholoog verwacht de rechtbank ook dat [belanghebbende 3 (voornaam)] zich door de adoptie als een volwaardig lid van het gezin met de heer [verzoeker] , zijn moeder en [A (voornaam)] zou kunnen gaan voelen. Verder zal de adoptie kunnen bijdragen aan de positieve ontwikkeling van [belanghebbende 3 (voornaam)] naar volwassenheid en aan de vorming van zijn identiteit.
Geslachtsnaam
3.9.
De heer [verzoeker] en [belanghebbende 3 (voornaam)] hebben gezamenlijk verklaard dat [belanghebbende 3 (voornaam)] voortaan de geslachtsnaam van de heer [verzoeker] zal hebben. [belanghebbende 3 (voornaam)] zal, gelet op het bepaalde in artikel 1:5, lid 3 BW, deze geslachtsnaam dragen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van:
[belanghebbende 3], geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats 1] (Brazilië),
door:
[verzoeker], geboren op [geboortedatum 2] 1966 in [geboorteplaats 2] ;
4.2.
bepaalt dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van [belanghebbende 3 (voornaam)] ;
4.3.
stelt vast dat de heer [verzoeker] en [belanghebbende 3 (voornaam)] hebben verklaard dat [belanghebbende 3 (voornaam)] de geslachtsnaam
‘ [achternaam van verzoeker] ’zal dragen na de adoptie, zodat hij zal heten:
[voornamen van belanghebbende 3 en de achternaam van verzoeker].
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. van den Boogaard (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. M.N. Cheuk A Lam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:228 lid 1 onder a BW
2.Hoge Raad 30 juni 2000, NL 2001, 103, ECLI:NL:2000:AA6339)