ECLI:NL:RBMNE:2020:5927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
16/223842-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en heling van fietsen en inbraken in auto's

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 januari 2020, is de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder fietsen en goederen uit auto's, en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2019 in [plaats 1] en Utrecht betrokken was bij de diefstal van fietsen en inbraken in voertuigen. De verdachte heeft op 17 september 2019 15 tubes tandpasta gestolen bij de Plus supermarkt, en op 5 maart 2019 een fiets van [slachtoffer 1]. Daarnaast zijn er meerdere andere feiten bewezen verklaard, waaronder diefstal van fietsen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 4], en inbraken in auto's op 15 augustus 2019 in Houten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar vrijspraak is uitgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychosociale problemen en middelengebruik.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/223842-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.A. Zijlstra en van hetgeen verdachte en mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 17 september 2019 in [plaats 1] goederen heeft gestolen bij de Plus supermarkt;
feit 2 op 5 maart 2019 in [plaats 1] een fiets van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 3 op 12 augustus 2019 in [plaats 1] een fiets van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 4 op 13 juli 2019 in [plaats 1] een fiets van [slachtoffer 3] heeft gestolen;
feit 5 op 8 augustus 2019 in [plaats 1] een fiets van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
feit 6 op 21 augustus 2019 in Utrecht, samen met een ander, goederen heeft gestolen bij de Jumbo;
feit 7 op 9 september 2019 in Utrecht goederen bij Albert Heijn heeft gestolen;
feit 8 in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 in [plaats 1] een kinderfiets van [slachtoffer 5] heeft gestolen, danwel (subsidiair) die kinderfiets heeft geheeld, danwel (meer subsidiair) die kinderfiets heeft verduisterd;
feit 9 op 15 augustus 2019 in Houten heeft ingebroken in de auto van [aangever 5] en goederen uit die auto heeft weggenomen;
feit 10 op 15 augustus 2019 in Houten heeft ingebroken in de auto van [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en goederen uit die auto heeft weggenomen;
feit 11 op 15 augustus 2019 in Houten heeft ingebroken in de auto van [slachtoffer 9] en goederen uit die auto heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9, 10 en 11 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder 8 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 5, 8 en 11 ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft het feit bekend, maar er wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. In de aangifte is hetgeen men heeft waargenomen onvoldoende gespecificeerd. Niet duidelijk is of de goederen onder de jas of in de kleding van verdachte zaten en hoe dat er uit zag en welke goederen zijn aangetroffen. De kassabon is te onduidelijk voor wat betreft het aantal en het soort goederen. Voorts ontbreekt in het dossier een verklaring van de getuige [getuige 1] .
ten aanzien van feit 2
Het opzet op de diefstal kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte zou nooit met zijn eigen auto een diefstal plegen. De verklaring die verdachte heeft afgelegd past binnen de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
ten aanzien van feit 5
De betreffende fiets lag niet in de tuin van verdachte, maar daar buiten. Iedereen gooit op die plek spullen neer en verdachte pakt daar de dingen uit die hij kan gebruiken. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de fiets heeft weggenomen. Dat verdachte binnen het gegeven signalement past is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Verdachte staat in de buurt bekend als fietsendief en iedereen uit de buurt kent verdachte en weet hoe hij er uit ziet.
ten aanzien van feit 8
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat verdachte de fiets zou hebben gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets van iemand heeft gekregen. Hij wist niet dat de fiets gestolen was. De fiets betrof een zogenaamd “opknappertje” en verdachte had deze nagetrokken bij de RDW en de fiets stond daar niet als gestolen geregistreerd.
ten aanzien van feit 11
Het dossier bevat geen camerabeelden van deze diefstal en het is algemeen bekend dat op dergelijke parkeerterreinen regelmatig wordt ingebroken. Voorts kan op basis van het dossier het exacte tijdstip van de diefstal niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 3, 4, 6, 7, 9 en 10 tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feiten 3, 4, 6 en 7
Verdachte heeft de onder 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 december 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlage, pagina 50 van proces-verbaal nummer PL0900-2019238181, opgemaakt door de politie Midden-Nederland;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 33 van proces-verbaal nummer PL0900-2019238181, opgemaakt door de politie Midden-Nederland;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 29 van proces-verbaal nummer PL0900-2019238181, opgemaakt door de politie Midden-Nederland;
  • een landelijk aangifteformulier voor winkeliers, ingevuld door [aangever 1] , namens Jumbo Supermarkten, pagina 4 tot en met 6 van proces-verbaal nummer PL0900-2019250614;
  • een landelijk aangifteformulier voor winkeliers, ingevuld door [aangever 2] , namens Albert Heijn, pagina 3 tot en met 5 van proces-verbaal nummer PL0900-2019270519.
Partiële vrijspraak feit 7
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een speen heeft weggenomen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
feit 1 [1]
[aangever 3] heeft namens de Plus in [plaats 1] aangifte gedaan. Op 17 september 2019 zag hij dat een persoon allerlei goederen onder zijn jas had zitten. Hij had de persoon aangesproken, waarna deze persoon begon te rennen. Hierna had hij de persoon aangehouden. [2] De verdachte was de kassa’s gepasseerd toen hij werd aangesproken en had 15 stuks tandpasta van het merk Oral-B gestolen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 september 2019 bij de Plus supermarkt in [plaats 1] 15 tubes tandpasta had gestolen. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
feit 2 [5]
[getuige 3] liep op 5 maart 2019 omstreeks 21.52 uur over de [adres] in [plaats 1] . Ter hoogte van de flat [adres] zag hij een man met een damesfiets lopen. De man tilde de fiets aan de achterkant op. Hij zag dat de man naar een auto van het merk Renault, met het kenteken [kenteken] , liep. De man reed de auto een stukje naar voren en legde de fiets in de achterbak. De man stapte in en reed zonder zijn verlichting aan te doen weg. De man was tenger/mager en ongeveer 180 centimeter lang. De man droeg een petje, een crèmekleurige trui en een zwart jack. [6]
Op 5 maart 2019 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van een mogelijke fietsendiefstal op de [adres] in [plaats 1] . De personenauto met het kenteken [kenteken] stond op naam van [A] , wonende aan de [adres] in [plaats 1] . Bij de [adres] in [plaats 1] troffen verbalisanten voornoemd voertuig in een parkeervak aan. Om 22.08 uur belden zij aan bij de woning en werden te woord gestaan door [verdachte] . [verdachte] had een zeer mager postuur en was ongeveer 1,85 meter lang. Hij droeg een petje en een crèmekleurig geblokte trui. [7] In de achterbak van de auto lag een blauwe damesfiets van het merk Gazelle.
Omstreeks 23.25 uur waren de verbalisanten bij de flat [adres] in [plaats 1] . Zij spraken daar twee mannen en toonden de mannen een foto van de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen fiets. Eén van de mannen, [slachtoffer 1] , zei dat het zijn fiets was. Hij gaf verbalisanten een fietssleutel. Op het bureau bleek dat deze sleutel op het slot van de fiets paste en dat het slot daarmee geopend kon worden. [8]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn fiets op 5 maart 2019 tussen 20.30 uur en 23.00 uur. Zijn fiets, een blauwe damesfiets van het merk Gazelle, stond afgesloten voor de flat [adres] aan de [adres] in [plaats 1] . [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5 maart 2019 op de [adres] in [plaats 1] een fiets achter in de kofferbak van zijn auto heeft gelegd. [10]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets van ene [B] had gekocht en samen met die [B] op de [adres] in [plaats 2] was. [B] had de fiets gepakt en had deze samen met verdachte in de kofferbak van de auto van verdachte gelegd.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de verklaring van getuige [getuige 3] volgt dat hij zag dat een en dezelfde persoon met de fiets liep, deze aan de achterkant optilde, naar de auto liep, de auto iets naar voren reed en de fiets achter in de auto had gelegd. [getuige 3] spreekt niet over een tweede man. Verdachte past binnen het signalement dat getuige van de dader heeft gegeven.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij verder geen gegevens van deze [B] heeft. Verdachte heeft daarmee geen enkel aanknopingspunt gegeven waarmee nader onderzoek gedaan zou kunnen worden naar deze door hem genoemde dader. Het door hem gepresenteerde alternatieve scenario is volstrekt niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 maart 2019 een fiets van het merk Gazelle heeft gestolen.
feit 5 [11]
Op 8 augustus 2019 omstreeks 13.00 uur zette [slachtoffer 4] haar fiets op slot op de [adres] in [plaats 1] . Haar fiets was een Gazelle van het type Orange C7+, kleur zwart, met twee zwarte fietstassen. Het framenummer was [nummer] . Om 14.45 uur zag zij dat haar fiets er niet meer stond. [12]
[getuige 4] keek op 8 augustus 2019 uit het raam van haar woning in [plaats 1] . Zij zag een man met een fiets weglopen. De man tilde de fiets aan de achterkant op. De fiets had een donkere kleur en fietstassen. Zij belde de politie omdat zij de man niet herkende als bewoner van de flat aan de overkant. Het betrof een lange, dunne blanke man met lang blond haar tot op of net onder de schouders en een baseball pet op. [13]
Op 8 augustus 2019 omstreeks 13.53 uur kregen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een melding dat een man op de [adres] te [plaats 1] een afgesloten fiets optilde en meenam. Verbalisant [verbalisant 3] nam contact op met de meldster en hoorde haar zeggen dat de man lang en dun was, ongeveer 1.80 meter lang. Hij was gekleed in een spijkerbroek en droeg een blouse met grijs/zwarte horizontale strepen en een baseball pet.
Verbalisant [verbalisant 4] was ambtshalve bekend met [verdachte] en verbalisanten gingen naar de woning van [verdachte] . De melding was inmiddels 8 minuten oud.
Verbalisanten zagen [verdachte] in zijn achtertuin bezig. In de tuin van verdachte zagen zij onder andere een zwarte elektrische fiets van het merk Gazelle. Het signalement dat de meldster van de fiets en de man had gegeven kwam volledig overeen met het signalement van verdachte en de aangetroffen fiets. [14] De Gazelle fiets was van het type Orange C7+, kleur zwart, met framenummer [nummer] . [15]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de fiets, terwijl hij even weg was, door een ander bij de tuin van verdachte zou zijn achtergelaten, niet aannemelijk.
Verbalisanten zijn 8 minuten na de melding naar de woning van verdachte gegaan en troffen daar de gestolen fiets aan. Voorts past verdachte binnen het door de meldster gegeven signalement en droeg hij op het moment dat de verbalisanten bij hem kwamen met het signalement overeenstemmende kleding. Het is verder niet aannemelijk dat een ander de fiets, een fiets uit 2019 met een nieuwwaarde van € 849,00, gestolen zou hebben om deze vervolgens bij de tuin van verdachte achter te laten, omdat verdachte in oud ijzer handelt.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 augustus 2019 de Gazelle fiets van [slachtoffer 4] heeft gestolen.
Dat de fiets niet in de tuin van verdachte is aangetroffen maakt dit niet anders. Op de foto die verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] hebben genomen van verdachte en zijn tuin [16] is te zien dat de tuin van verdachte en de daaraan grenzende groenstrook door een lage, kniehoge, afscheiding van elkaar gescheiden zijn. Over de groenstrook loopt een paadje van platgetrapte struiken/gras tot aan de afscheiding. Voorts lag naast de fiets van aangeefster [slachtoffer 4] een tweede fiets. Beide fietsen lagen tegen/vlak voor de afscheiding. Verdachte heeft verklaard dat deze tweede fiets van hem was. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de betreffende groenstrook gebruikt om daar goederen/voorwerpen te plaatsen die zijn eigendom zijn.
feit 8 [17]
Vrijspraak feit 8 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de fiets heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 8 primair tenlastegelegde.
feit 8 subsidiair
Op 12 augustus 2019 werd door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , met toestemming van de partner van verdachte, een onderzoek in de woning van verdachte aan de [adres] in [plaats 1] verricht. In de badkamer troffen zij 4 fietsen aan, waaronder een witte meisjesfiets, type transportfiets van het merk Opal (de rechtbank leest: Popal). Deze fiets stond op slot. [18]
Tussen 9 augustus 2019 te 14.00 uur en 16 augustus 2019 te 18.00 uur werd de fiets van het dochtertje van [slachtoffer 5] weggenomen. Het betrof een witte meisjesfiets van het merk Popal. De fiets stond afgesloten met een beugelslot voor de flat op de Weegschaal te [plaats 1] . Een paar dagen later zag zij op de Facebookpagina van de politie [plaats 2] de fiets van haar dochtertje. Zij herkende de fiets aan de handvatten, het merkteken op het frame, de kleur en de lekke band. [19] Op het moment dat zij de fiets nog hadden was het beugelslot nog goed. [20]
Op 25 augustus 2019 zag verbalisant [verbalisant 7] dat de door aangeefster [slachtoffer 5] genoemd kenmerken van de fiets overeenkwamen met de kenmerken van de inbeslaggenomen fiets van het merk Popal. Het beugelslot van de fiets was zwaar beschadigd, het plaatwerk van het slot was voor een groot deel verbogen en de cilinder was beschadigd. Het beugelslot van de fiets kon geopend worden met de sleutel die aangeefster [slachtoffer 5] aan de politie had overhandigd. [21]
Verdachte heeft verklaard dat hij de witte meisjesfiets in zijn bezit had. [22]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets voor zijn deur had aangetroffen met een kaartje erbij, waarop stond dat hij die fiets mocht hebben en dat de fiets helemaal kapot was.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
-Verdachte heeft wissend verklaard over de fietsen die in zijn badkamer werden
aangetroffen.
Bij de politie heeft verdachte eerst verklaard dat hij de fietsen in zijn badkamer gevonden had. Iets later verklaart verdachte in hetzelfde verhoor dat hij die fietsen eerlijk heeft gekocht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de fiets voor zijn deur stond.
-Verdachte heeft tevens op 13 augustus 2019 verklaard dat hij de fietsen die in zijn badkamer stonden al een hele tijd, iets meer dan een maand, in zijn bezit had.
Uit de aangifte van [slachtoffer 5] volgt dat de fiets tussen 9 augustus 2019 en 16 augustus 2019 is weggenomen. De politie heeft de fiets op 12 augustus 2019 bij verdachte aangetroffen. Verdachte kan deze fiets op het moment dat deze bij hem werd aangetroffen, niet langer dan 3 dagen in zijn bezit hebben gehad.
- Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij er nog niet aan toe was gekomen om de fiets op te knappen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de fiets helemaal kapot was. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] [23] volgt niet dat er aan de fiets noemenswaardige beschadigingen zaten, anders dan het beschadigde beugelslot.
Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat de fiets op slot stond en het slot zwaar beschadigd was, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte wist dat de fiets van diefstal afkomstig was.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets opzettelijk heeft geheeld.
feiten 9, 10 en 11 [24]
Op 15 augustus 2019 omstreeks 04.45 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] bij het Van der Valk Hotel in Houten na een melding over een man die op het afgesloten terrein van het hotel liep. De beveiliger van het hotel verklaarde dat hij van het receptiepersoneel had gehoord dat er een man over het terrein van Van der Valk had gelopen. Eerder zou de man geprobeerd hebben om een fiets over de omheining te krijgen. De beveiliging wees vervolgens naar een man, die in de berm stond ter hoogte van het Total tankstation. De man bleek te zijn: [verdachte] . [25]
Verbalisant [verbalisant 10] kwam met collega [verbalisant 11] op 15 augustus 2019 ter plaatse bij het Van der Valk hotel in Houten. Zij zagen een blauwe Opel Corsa met het kenteken [kenteken] geparkeerd staan. Het raam van het linker voorportier was kapot en de gehele auto was doorzocht. Schuin tegenover de Opel zagen zij een Opel Astra met kenteken [kenteken] . Van deze auto was ook het raam van het linker voorportier ingeslagen. De gehele auto was doorzocht. [26] Bij de receptie meldden zich twee personen die aangaven dat er in hun auto was ingebroken. Verbalisant [verbalisant 10] liep met deze personen naar de auto, een Seat Leon met het kenteken [kenteken] . Verbalisant zag dat het dashboardkastje was doorzocht. [27]
[aangever 4] heeft, mede namens [aangever 5] , op 15 augustus 2019 aangifte gedaan. [aangever 4] heeft verklaard dat er tussen 14 augustus 2019 te 21.00 uur en 15 augustus 2019 te 10.00 uur was ingebroken in zijn auto die geparkeerd stond bij het Van der Valk Hotel in Houten. Het betrof een Opel Astra met het kenteken [kenteken] . [28] Het portierraam aan de bestuurderszijde was vernield, evenals de stuurconsole en het stuur, de bedrading van de radio en het dashboard en een leeslamp. Uit de auto waren onder andere de navolgende goederen weggenomen: een kentekencard, sleutels, een radio/CD speler, wandelschoenen, een zonnebril, een jas, een acculader, zonnebrandcrème van Nivea, een knipmes en 5 cd's. [29]
Aan [aangever 4] werd een fles zonnebrandcrème van Nivea getoond, die was aangetroffen in een andere auto. In deze auto, die ook stond geparkeerd op het parkeerterrein bij het hotel, was ook ingebroken. [aangever 4] kon dit flesje identificeren als zijnde van hem. [30]
[slachtoffer 8] heeft, mede namens [slachtoffer 7] , op 15 augustus 2019 aangifte gedaan. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat er tussen 14 augustus 2019 om 20.05 uur en 15 augustus 2019 om 10.12 uur was ingebroken in haar auto die geparkeerd stond bij het Van der Valk hotel in Houten. Het betrof een personenauto met het kenteken [kenteken] . [31] [slachtoffer 8] zag dat de ruit aan de bestuurderszijde was ingeslagen. In de auto waren vernielingen aangericht. De auto werd afgesleept omdat deze niet meer gestart kon worden. [32] Uit de auto waren onder andere weggenomen: een filmcamera van het merk Canon, een statief, 2 flitsers, twee speakers, een navigatiesysteem en twee jassen. [33]
[slachtoffer 9] heeft verklaard dat er tussen 14 augustus 2019 om 20.00 uur en 15 augustus 2019 om 12.00 uur werd ingebroken in zijn personenauto met het kenteken [kenteken] . De auto stond geparkeerd bij het Van der Valk hotel in Houten. Hij zag dat het in zijn auto een grote rotzooi was. Op de bijrijdersstoel lag een tube zonnebrand van Nivea, deze was niet van hem. Later hoorde hij dat deze was weggenomen bij een andere auto-inbraak. [34] Hij had geen idee hoe iemand in zijn auto was gekomen. [35] Uit de auto waren onder andere de navolgende goederen weggenomen: twee USB sticks, snoep, een telefoonhouder, een kentekenbewijs en een leren map met CD’s. [36]
Door verbalisant [verbalisant 12] werden de beelden, afkomstig van het Van der Valk Hotel, van 14 en 15 augustus 2019 bekeken. Verbalisant nam het volgende waar:
14 augustus 2019
- 23:16:05 uur: verdachte loopt de entree van het Van der Valk Hotel binnen. Verdachte is gekleed in een grijs vest met een blauwe capuchon, donkere broek en donkere schoenen;
- 23:27:44 uur: verdachte loopt richting het parkeerterrein gelegen rechts naast het hotel;
- 23:28:16 uur: verdachte kijkt naar een auto, wat later blijkt het te gaan om een Opel Corsa met kenteken [kenteken] ;
- verdachte loopt verder over het parkeerterrein, verdwijnt even uit beeld en komt weer in beeld;
- 23:35:24 uur: verdachte loopt naar de eerder genoemde Opel Corsa en gaat in de auto zitten;
15 augustus 2019- 00:29:05 uur: verdachte heeft enige tijd in de auto gezeten en stapt uit en trekt vervolgens een kledingstuk over zijn hoofd aan;
- 00:32:15 uur: verdachte staat naast de auto en trekt iets wat lijkt op een lange jas aan;
- 00.33.38 uur: verdachte loopt weg van de Opel Corsa en draagt een lang lichtkleurig kledingstuk en lijkt tassen bij zich te dragen;
- 00.33.48 uur: verdachte loopt naar een andere auto, naar wat later blijkt te zijn een Opel Astra met kenteken [kenteken] ;
- 00:34:14 uur: verdachte is ergens mee bezig bij het portier van de bestuurderszijde van de Opel Astra;
- 00:33:49 uur: verdachte gaat in de Opel Astra zitten;
- 01:02:42 uur: verdachte stapt weer uit de Opel Astra;
- 01:26:40 uur: verdachte staat achter de Opel Astra en lijkt weer een lange jas aan te trekken;
- 01:32:42 uur: verdachte loopt weg bij de auto met wat lijkt meerdere goederen/tassen in zijn handen;
- 01:32:55 uur: verdachte loopt verder over het parkeerterrein en vervolgens uit beeld;
- 01:40:08 uur: verdachte komt na enkele minuten terug in beeld nu zonder de goederen/tassen in zijn handen;
- verdachte loopt met een paraplu over het parkeerterrein en loopt richting het fietsenhok achter het hotel. [37] Vervolgens fietst verdachte weg van het fietsenhok. Verdachte fietst in de richting van het parkeerterrein aan de linkerzijde van het hotel. Daar blijkt later een Seat Ibiza te zijn open gebroken. [38]
Verbalisant [verbalisant 9] zag dat verdachte drie jassen en een vest over elkaar heen aan had. In de tassen van verdachte en in zijn fouillering werden door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] de navolgende goederen aangetroffen: [39] sportschoenen, handschoenen, een afstandsbediening, snoepjes, 2 USB sticks, sigaretten, 2 deodorant, 2 nagelknippers, een lifehammer, een portemonnee, diverse papieren, zeep, smint, een lenzendop, een tomtomhouder, 3 pennen, 3 laders, meetlint, 2 zonnebrillen, een pet, 3 jassen, een vest, diverse spullen, schoenen, een tas met diverse waardevolle spullen, 2 zorgpassen, een VVV kaart, een OV kaart. een patiëntenpas, een druppel, een ketting, een autoradio, een telefoon, een meetapparaat, 3 zakjes medicijnen en een parkeerpas. [40]
Verdachte heeft op de vraag wat hij bij zich had toen hij op 15 augustus 2019 (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: 14 augustus 2019) het arrestantencomplex in Houten verliet, bevestigd dat hij een pet, schoenen, een trui, een ring, een telefoon, een portemonnee met inhoud, een betaalpas van de Rabobank, medicatie, 5 eurocent en een armband bij zich had. [41]
Bewijsoverweging
Uit het dossier volgt niet dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen aan de aangevers zijn getoond en/of door de aangevers zijn herkend als zijnde hun eigendom.
Echter verdachte heeft op 14 augustus 2019 het arrestantencomplex in Houten verlaten en had maar een beperkt aantal goederen bij zich. Onder verdachte is een grote hoeveelheid goederen in beslag genomen. Een groot deel van deze goederen had verdachte niet bij zich op het moment dat hij het arrestantencomplex verliet, of toen hij die avond de entree van het Van der Valk hotel binnenliep, en is soortgelijk aan of vertoont overeenkomsten met de goederen die uit de auto’s van de aangevers zijn weggenomen.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte in de auto’s van de aangevers [aangever 4] en [slachtoffer 8] heeft ingebroken en uit die auto’s goederen heeft meegenomen.
Van de diefstal uit de auto van [slachtoffer 9] zijn geen beelden beschikbaar. Uit de beelden volgt dat verdachte zich na de inbraken in de auto’s van [aangever 4] en [slachtoffer 8] over het parkeerterrein begeeft naar het deel waar de auto van [slachtoffer 9] zich bevindt.
In de auto van [slachtoffer 9] werd vervolgens een tube zonnebrand van het merk Nivea aangetroffen, die niet het eigendom was van [slachtoffer 9] . [aangever 4] heeft de zonnebrand herkend als zijn eigendom en verklaard dat deze afkomstig was uit zijn auto.
Voorts zijn onder verdachte 2 USB sticks en snoep aangetroffen, goederen die verdachte niet bij zich had op het moment dat hij het arrestantencomplex verliet. Uit de auto van [slachtoffer 9] zijn onder andere twee USB sticks en snoep weggenomen.
Het dossier bevat verder geen aanwijzingen waaruit volgt dat er in de nacht van 14 op 15 augustus 2019 in andere auto’s, anders dan de drie auto’s waarvan aangifte is gedaan, is ingebroken.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 9, 10 en 11 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 17 september 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , 15 tubes tandenpasta die aan een ander toebehoorden, te weten aan Plus Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2 ( parketnummer 16-121472-19)
op 5 maart 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een fiets die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3 ( parketnummer 16-195689-19)
op 12 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een fiets, een zwarte Alpina Cargo, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4 ( parketnummer 16-195689-19)
op 13 juli 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een fiets, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5 ( parketnummer 16-195689-19)
op 8 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een fiets, merk Gazelle type OrangeC7+, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6 ( parketnummer 16-201780-19)
op 21 augustus 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere winkelgoederen (ter waarde van 35,32 euro), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan Jumbo Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7 ( parketnummer 16-216765-19)
op 9 september 2019 te Utrecht een hoeveelheid biefstuk, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8 subsidiair (parketnummer 16-222485-19)
op enig tijdstip in de periode van 2 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een goed, te weten een witte kinderfiets van het merk Popal voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9 ( parketnummer 16-196274-19)
op 15 augustus 2019 te Houten uit een auto, Opel Astra met kenteken [kenteken] , kleding en schoeisel en sleutels en een kentekenbewijs en een autoradio en een bril en een acculader en cosmetica en meerdere cd's en een mes, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
10 ( parketnummer 16-196274-19)
omstreeks 15 augustus 2019 te Houten uit een auto, Opel Corsa met kenteken [kenteken] , een filmcamera en statief en flitsers en speakers en een navigatiesysteem en kleding, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
11 ( parketnummer 16-196274-19)
omstreeks 15 augustus 2019 te Houten uit een auto, Seat Leon met kenteken [kenteken] , usb's en snoep en een telefoonhouder en een kentekenbewijs en een leren mapje, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9, 10 en 11 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 11:
telkens: diefstal;
feit 6
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 8 subsidiair:
opzetheling;
feit 9 en 10:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat het voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten gedurende een lange periode goed is gegaan. Verdachte heeft hulp en begeleiding nodig en is bereid hier aan mee te werken. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS zou hooguit tot een gevangenisstraf van 4 maanden kunnen worden gekomen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die hooguit gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij een voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De raadsvrouw heeft verzocht de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht, gelet op het belang van de hulpverlening voor verdachte, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard. Verdachte heeft laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft de benadeelden financiële schade en overlast bezorgd. Verdachte is in deze periode meerdere malen aangehouden en hij is tweemaal veroordeeld voor het plegen van – andersoortige – strafbare feiten. Verdachte is ondanks deze waarschuwingen doorgegaan met het aan de lopende band plegen van strafbare feiten.
Gelet op het hiervoor genoemde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Naar het oordeel van de rechtbank voorzien de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, gelet op de relatief korte periode en het grote aantal strafbare feiten, niet in een situatie als in de onderhavige zaak. De rechtbank wijkt daarom bij het bepalen van de strafmaat af van deze oriëntatiepunten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een reclasseringsadvies van Inforsa van 4 november 2019, uitgebracht door J. Mertens, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte vanaf 2019 zeer frequent bij politie en justitie in beeld komt en dat hij inmiddels is aangemerkt als Top-X. Er zijn veel zorgen ten aanzien van het psychosociaal functioneren van verdachte. Hij veroorzaakt overlast in de buurt, er zijn vermoedens van middelenmisbruik, zowel bij verdachte als bij zijn partner, en vermoedens van een licht verstandelijke beperking. Vermoedelijk hangen de vele justitiecontacten van de afgelopen periode samen met (een terugval in) middelengebruik. Er zijn zorgen rond de opvoeding en verzorging van de driejarige dochter van verdachte. Verder ontbreekt een vaste gestructureerde dagbesteding en is er sprake van financiële problemen.
Verdachte stelt zich in het contact afwerend op. Hij geeft beperkt openheid van zaken, ontkent (frequent) drugs te gebruiken en plaatst de verantwoordelijkheid van zijn justitiële problemen en de problemen met zijn buurtbewoners buiten zichzelf. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij in de periode van de bewezenverklaarde feiten een aantal keren cocaïne heeft gebruikt en dat dit drugsgebruik mogelijk mede een oorzaak is geweest van de vele recente justitiecontacten
Positief blijkens het reclasseringsrapport is dat er inmiddels verschillende instanties zijn betrokken bij verdachte en zijn gezin, waaronder de gemeente en het Buurtteam. SAVE en het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn ingezet vanwege de driejarige dochter. SAVE heeft een strak kader met voorwaarden opgesteld, waar verdachte en zijn vriendin zich aan moeten houden teneinde uithuisplaatsing van hun dochter te voorkomen. De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangegeven dat de dochter van verdachte inmiddels in een pleeggezin is geplaatst. Tot nu toe heeft verdachte beperkt gebruik gemaakt van de geboden hulp. Hij zegt open te staan voor hulp, maar benadrukt dat deze gericht moet zijn op het verkrijgen van een andere woonplek. Verder geeft hij aan mee te willen werken aan reclasseringstoezicht omdat hij een stok achter de deur nodig heeft.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en medewerking aan middelencontrole.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde op respectievelijk 3 juni 2019 en 16 juli 2019 door de politierechter is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft daarbij gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met het feit dat verdachte vóór 2019 een lange periode geen politie en/of justitiële contacten heeft gehad.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 250 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Gelet op de persoon van verdachte en om het recidivegevaar te beperken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte hulp en begeleiding krijgt en is een flinke stok achter de deur nodig. De rechtbank zal verdachte een deel van voornoemde gevangenisstraf, te weten 120 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door Inforsa zijn geadviseerd.
Dadelijk uitvoerbaar
De raadsvrouw heeft verzocht de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank wijst het verzoek af nu er geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en daarmee niet is voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[aangever 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 9 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en er voorts geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde immateriële schade en het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk in de vordering verklaard te worden. Subsidiair dient de vordering gematigd te worden.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [aangever 5] levert een onevenredige belasting van het strafgeding op nu de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
9.2
[slachtoffer 8]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 799,40, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 49,40 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard, nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering ten aanzien van de (dag)waarde van de auto onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaard te worden.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost reiskosten ter hoogte van in totaal € 49,40 is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 49,40 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu de vordering op dit punt niet is onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 8 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9, 10 en 11 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9, 10 en 11 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair, 9, 10 en 11 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 250 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen 3 dagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij de GGZ Reclassering Inforsa Utrecht, op het adres Wittevrouwenkade 6 , ( 3512 CR ) Utrecht, telefoonnummer 088-1617480 , en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Verdachte blijft zich melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor
plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.;
* medewerking verleent aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
[aangever 5] (feit 9)
- verklaart [aangever 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
[slachtoffer 8] (feit 10)
- wijst de vordering van [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 49,40, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 8] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat € 49,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Buijs, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 januari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 september 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] 15 tubes tandenpasta, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Plus Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
2 ( parketnummer 16-121472-19)
hij op of omstreeks 5 maart 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3 ( parketnummer 16-195689-19)
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] een fiets (een zwarte Alpina Cargo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4 ( parketnummer 16-195689-19)
ij op of omstreeks 13 juli 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
5 ( parketnummer 16-195689-19)
hij op of omstreeks
8 augustus 2019te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , in elk geval in Nederland, een fiets (merk Gazelle type OrangeC7+), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
6 ( parketnummer 16-201780-19)
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere winkelgoederen (ter waarde van 35,32 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Jumbo Supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
7 ( parketnummer 16-216765-19)
hij op of omstreeks 9 september 2019 te Utrecht een speen en/of een hoeveelheid biefstuk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
8 ( parketnummer 16-222485-19)
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een witte kinderfiets van het merk Popal, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , een goed te weten een witte kinderfiets van het merk Popal heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , opzettelijk een witte kinderfiets van het merk Popal , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
9 ( parketnummer 16-196274-19)
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Houten uit een auto (Opel Astra met kenteken [kenteken] ) kleding en/of schoeisel en/of sleutels en/of kentekenbewijzen en/of een autoradio en/of een bril en/of een acculader en/of cosmetica en/of meerdere cd's en/of een mes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
10 ( parketnummer 16-196274-19)
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Houten uit een auto (Opel Corsa met kenteken [kenteken] ) een filmcamera en/of statief en/of flitsers en/of speakers en/of een navigatiesysteem en/of kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
11 ( parketnummer 16-196274-19)
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Houten uit een auto (Seat Leon met kenteken [kenteken] ) usb's en/of snoep en/of een telefoonhouder en/of kentekenbewijzen en/of een leren mapje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 september 2019, genummerd PL0900-2019279189 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 25. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, pagina 6.
3.Proces-verbaal aangifte van [aangever 3] , met bijlage, pagina 3 en 5.
4.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 december 2019.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 april 2019, genummerd PL0900-2019066632, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 15. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 9.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 3.
10.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 december 2019.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 augustus 2019, genummerd PL0900-2019238181, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 99. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Afschrift van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 16.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 24.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
16.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 21.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 september 2019, genummerd PL0900-2019251368, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 34. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , pagina 23 en 24.
20.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 5] , pagina 28
21.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 30.
22.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 december 2019.
23.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 30.
24.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 augustus 2019, genummerd PLO900-20l9244582, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 88. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
26.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 8.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
28.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , pagina 13.
29.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , met bijlagen, pagina 14.
30.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , pagina 14.
31.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , pagina 34.
32.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , pagina 35.
33.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , bijlagen pagina 37 en 38.
34.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , pagina 26.
35.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , pagina 27.
36.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , bijlagen pagina 28 en 29.
37.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70 en 71.
38.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
39.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 67.
40.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 84.