In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 december 2020, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiser had verzocht om kwijtschelding van een aan hem opgelegde aanslag, maar dit verzoek werd door de invorderingsambtenaar afgewezen. Eiser ging hiertegen in administratief beroep, maar ook dit beroep werd afgewezen door verweerder. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen, omdat de bestreden uitspraak is genomen op grond van artikel 26 van de Invorderingswet 1990, waartegen geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, zoals vastgelegd in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie om haar beslissing te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat eiser enkel een vordering kan instellen bij de burgerlijke rechter indien hij meent dat zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen. Aangezien de bestuursrechter onbevoegd is, wordt het door eiser betaalde griffierecht terugbetaald en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.