ECLI:NL:RBMNE:2020:5901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/627
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onbekende identiteit van belanghebbende

In deze zaak heeft mr. D.A.N. Bartels MRE namens een eiser beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. De uitspraak op bezwaar dateert van 30 december 2019. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen.

In het beroepschrift heeft Bartels enkel vermeld dat het beroep is ingesteld namens een belanghebbende, zonder de identiteit van deze persoon te onthullen. De rechtbank wijst erop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereisen dat de identiteit van de persoon namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn bekend moet zijn. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 10 februari 2020, maar Bartels heeft geen stukken overgelegd die de identiteit van de eiser(es) bevestigen.

De rechtbank concludeert dat de identiteit van de eiser(es) niet binnen de beroepstermijn bekend was, aangezien de relevante stukken pas na het verstrijken van de termijn zijn ingediend. Dit verzuim kan niet worden hersteld, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De beslissing is op 14 december 2020 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2020 in de zaak tussen

[eiser(es)], te [woonplaats], eiser(es),

(beweerlijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren,verweerder.

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens [eiser(es)] beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 30 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat de rechtbank vindt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In het beroepschrift heeft Bartels, volstaan met de vermelding dat het beroep is ingesteld namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder de gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Deze rechtspraak is ook van toepassing in het belastingrecht.
3. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 10 februari 2020. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overgelegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van de eiser(es). Voor zover Bartels meent dat die identiteit blijkt uit de stukken uit de bezwaarprocedure die verweerder heeft overgelegd, geldt dat verweerder die stukken pas na het verstrijken van de beroepstermijn aan de rechtbank heeft gestuurd. De identiteit van de eiser(es) was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Daarom zal het beroep niet inhoudelijk worden behandeld.
5. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.