ECLI:NL:RBMNE:2020:5894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/2444-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en ongegrond verzet in bestuursrechtelijke procedure

Op 20 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, waarin de opposant verzet aantekende tegen een eerdere uitspraak van 22 oktober 2020. In die eerdere uitspraak was het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder binnen de gestelde termijn had beslist op het verzoek om inzage. De opposant had beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van 12 maart 2020, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen zes weken opnieuw te beslissen. De opposant stelde dat de rechtbank niet alle stukken had gelezen en niet adequaat had gereageerd op zijn verzoeken. De rechtbank oordeelde echter dat de eerdere uitspraak terecht was en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling in deze verzetprocedure beperkt was tot de vraag of de eerdere uitspraak in stand kon blijven. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het verzet gegrond te verklaren, aangezien verweerder tijdig had beslist. De rechtbank wees erop dat de coronapandemie geen invloed had op de ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2444-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2020 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 12 maart 2020 (UTR 19/2917). In die uitspraak staat dat verweerder binnen zes weken opnieuw moet beslissen op eisers verzoek om inzage. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
In de uitspraak van 22 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat verweerder binnen de door de rechtbank gestelde termijn in de zaak UTR 19/2917 een beslissing heeft genomen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om opposant op een zitting te horen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 22 oktober 2020 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 22 oktober 2020 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 22 oktober 2020 niet juist omdat – kort samengevat – de rechter duidelijk niet alle stukken heeft gelezen en totaal niet gereageerd heeft op alle verzoeken die opposant heeft ingediend. De politie is zeer laks en frustreert de rechtsgang. Opposant stelt er groot belang bij te hebben dat de zaak zo snel mogelijk inhoudelijk wordt behandeld. Er wordt in de uitspraak van 22 oktober 2020 volledig ingegaan op de zaak UTR 19/2917, maar dat was een bijzaak. Ook is de rechtbank volledig voorbij gegaan aan de brieven/email van opposant aan verweerder van 15 april 2020, 17 april 2020, 20 april 2020, 21 april 2020, 24 april 2020, 1 mei 2020 en 14 mei 2020.
4. De rechtbank ziet in dat wat opposant aanvoert geen reden om het verzet gegrond te verklaren. Het beroep is in de uitspraak van 22 oktober 2020 terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat verweerder voor het verstrijken van de termijn heeft beslist op het verzoek om inzage van opposant. Dat door omstandigheden nog geen uitvoering aan dit besluit is kunnen geven door de coronapandemie maakt dit niet anders.
Omdat de rechtbank in de uitspraak van 22 oktober 2020 het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, kunnen de inhoudelijke beroepsgronden van opposant niet worden beoordeeld. Voor een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden is immers vereist dat het beroep ontvankelijk is. Voor zover opposant stelt dat er door verweerder niet is besloten op zijn verzoeken zoals hiervoor genoemd onder 3. stelt de rechtbank vast dat dit wellicht gaat om nieuwe verzoeken waar – eventueel – een afzonderlijke procedure voor dient te worden gevolgd.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
22 oktober 2020 in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is niet in staat dezerechter
uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.