Op 20 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, waarin de opposant verzet aantekende tegen een eerdere uitspraak van 22 oktober 2020. In die eerdere uitspraak was het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder binnen de gestelde termijn had beslist op het verzoek om inzage. De opposant had beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van 12 maart 2020, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen zes weken opnieuw te beslissen. De opposant stelde dat de rechtbank niet alle stukken had gelezen en niet adequaat had gereageerd op zijn verzoeken. De rechtbank oordeelde echter dat de eerdere uitspraak terecht was en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling in deze verzetprocedure beperkt was tot de vraag of de eerdere uitspraak in stand kon blijven. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het verzet gegrond te verklaren, aangezien verweerder tijdig had beslist. De rechtbank wees erop dat de coronapandemie geen invloed had op de ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.