ECLI:NL:RBMNE:2020:5893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Verweerder had op 13 januari 2020 een besluit genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Op 27 maart 2020 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkwam op dit besluit en een herziening beslissing op bezwaar nam, waardoor verzoekster haar beroep introk en om vergoeding van haar proceskosten vroeg.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft echter aangegeven dat verzoekster geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat hij wel het griffierecht aan verzoekster zal betalen.

De rechtbank stelt vast dat alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener of andere kosten zoals genoemd in artikel 1 van het Bpb vergoed kunnen worden. Aangezien verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en er geen andere vergoedbare kosten zijn aangetoond, concludeert de rechtbank dat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar verplicht verweerder wel om het griffierecht aan verzoekster te betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/404

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 9 juni 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 13 januari 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 27 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 13 januari 2020 en dat hij een herziening beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft aangegeven dat er door verzoekster geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Hij zal wel het griffierecht aan verzoekster betalen.
4. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener of andere kosten genoemd in artikel 1 van het Bpb kunnen worden vergoed. Omdat verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft en van andere kosten in de zin van het Bpb niet is gebleken, zijn er geen kosten die vergoed kunnen worden.
5. De rechtbank wijst het verzoek af.
6. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.