In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, dat op 14 mei 2020 bekend is gemaakt. Eiser heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 30 juni 2020, terwijl dit uiterlijk op 25 juni 2020 had moeten zijn ontvangen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld door de te late indiening. Eiser heeft aangevoerd dat hij dakloos is en problemen heeft met het bijhouden van zijn post, wat heeft geleid tot de termijnoverschrijding. Hij heeft een doktersverklaring overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, maar oordeelt dat er geen geldige reden is voor de termijnoverschrijding. Eiser had ervoor moeten zorgen dat zijn post op tijd werd behandeld, bijvoorbeeld door deze aan iemand anders over te dragen die hem kon waarschuwen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft beslist dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend, en de uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.