In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn behandeld. Eiser heeft op 20 maart 2020 beroep ingesteld, maar heeft het griffierecht van € 48,- niet tijdig betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een vereiste is voor het in behandeling nemen van een beroep.
De rechtbank heeft eiser op 4 april 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Na een fout in het bedrag is er op 15 juli 2020 een nieuwe aangetekende nota verzonden, maar deze is retour ontvangen van PostNL. De rechtbank heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar het griffierecht is niet op tijd ontvangen. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is volgens artikel 8:54 Awb.
Daarnaast heeft eiser ook geen kopie van de aanvraag ingediend, terwijl de rechtbank hier wel om had gevraagd. Dit is een extra reden voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank besluit dat het beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk op 23 november 2020.