ECLI:NL:RBMNE:2020:5886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/1171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn behandeld. Eiser heeft op 20 maart 2020 beroep ingesteld, maar heeft het griffierecht van € 48,- niet tijdig betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een vereiste is voor het in behandeling nemen van een beroep.

De rechtbank heeft eiser op 4 april 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Na een fout in het bedrag is er op 15 juli 2020 een nieuwe aangetekende nota verzonden, maar deze is retour ontvangen van PostNL. De rechtbank heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar het griffierecht is niet op tijd ontvangen. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is volgens artikel 8:54 Awb.

Daarnaast heeft eiser ook geen kopie van de aanvraag ingediend, terwijl de rechtbank hier wel om had gevraagd. Dit is een extra reden voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank besluit dat het beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk op 23 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser op 20 maart 2020 heeft ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 48,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 4 april 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank. Omdat daarna bleek dat het verkeerde bedrag aan griffierecht was geheven, is de eerste nota gecrediteerd en is er een nieuwe aangetekende nota gestuurd op 15 juli 2020, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief heeft de rechtbank retour ontvangen van PostNL met de mededeling dat de brief niet is afgehaald. Vervolgens is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid van de Awb ter kennisname per gewone post verzonden.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. De rechtbank stelt vast dat eiser ook geen kopie van de aanvraag waarop niet op tijd is beslist heeft ingediend, terwijl de rechtbank hier wel om heeft gevraagd bij aangetekende brief van 10 juli 2020. Ook om die reden is het beroep niet-ontvankelijk.
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.