ECLI:NL:RBMNE:2020:5885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
19/5225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verweerder had op 25 november 2019 een besluit genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Op 24 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat verzoekster onterecht als belanghebbende was aangemerkt en dat de aan de ex-werknemer toegekende ZW-uitkering niet aan verzoekster kon worden toegerekend. Verzoekster trok hierop haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank stelde deze vast op € 1.575,-. Dit bedrag was opgebouwd uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de (hoor)zitting, met een waarde per punt van € 525,-.

Daarnaast werd verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan verzoekster, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De rechtbank heeft de beslissing op 23 november 2020 uitgesproken en deze zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.P.J. van de Griend),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op in zijn verweerschrift van 24 maart 2020 aangegeven € 1.575,- aan proceskosten te willen vergoeden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 25 november 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 24 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij eiseres onterecht als belanghebbende heeft aangemerkt in de procedure en dat de aan de ex-werknemer toegekende ZW-uitkering, niet kan worden toegerekend aan eiseres. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten (3 punten) van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de (hoor)zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1,575,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.