In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres heeft haar bezwaarschrift op 15 januari 2020 ingediend, waarna verweerder uiterlijk op 21 april 2020 had moeten beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op die datum nog niet had beslist en dat eiseres verweerder op 8 mei 2020 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die verweerder moet betalen voor het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.