ECLI:NL:RBMNE:2020:5872

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WGA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WGA-uitkering van eiseres, die als verpleegkundige werkzaam was. Eiseres viel op 8 september 2017 uit voor haar werk en ontving vanaf 6 september 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het primaire besluit van 2 september 2019 stelde haar arbeidsongeschiktheid op 42,71%, maar na bezwaar werd dit percentage gecorrigeerd naar 44,98%. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek centraal stond.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd door de verzekeringsartsen, die zowel dossierstudies als persoonlijke onderzoeken hebben verricht. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de zorgvuldigheid van het onderzoek in twijfel trokken. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres, waaronder rugpijn en concentratieproblemen. Eiseres had geen medische informatie ingebracht die haar standpunt onderbouwde, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag voor een verdergaande urenbeperking.

De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was, wat in beginsel een rapport van een arts vereiste. Aangezien eiseres geen dergelijke informatie had ingediend, werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank wees eiseres op de mogelijkheid van hoger beroep, mocht zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1829

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: M. van der Veen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Procesverloop

Op 8 september 2017 viel eiseres uit voor haar werk als verpleegkundige voor 23,91 uur per week. Met het primaire besluit van 2 september 2019 is bepaald dat eiseres voor 42,71% arbeidsongeschikt is. Per 6 september 2019 ontvangt eiseres een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Met het bestreden besluit van 7 april 2020 is het bezwaar gegrond verklaard. In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige het arbeidsongeschiktheidspercentage gecorrigeerd naar 44,98%. De hoogte en het recht op een WGA-uitkering wijzigt niet, want eiseres blijft 35-80% arbeidsongeschikt. De kosten die eiseres in de bezwaarfase heeft gemaakt, zal verweerder vergoeden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2020 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd ten aanzien van de zorgvuldigheid van het
medisch onderzoek. Volledigheidshalve heeft de rechtbank de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek wel beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts mevrouw Baltes dossierstudie heeft verricht en eiseres heeft onderzocht. Daarnaast is de ontvangen medische informatie uit de behandelend sector in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep de heer de Boer heeft dossiergegevens bestudeerd, een hoorzitting gehouden en informatie van derden verkregen tijdens de bezwaarprocedure in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van de verzekeringsartsen inzichtelijk zijn gemotiveerd. In de rapportages staan ook geen tegenstrijdigheden. De rechtbank concludeert daarom dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bij
het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en de gevolgen daarvan. Eiseres heeft rugpijn, allergieën, progressieve doofheid, vermoeidheid, energieverlies, overprikkeling, concentratieproblemen en problemen met het verdelen van de aandacht. Daarom is zij niet in staat om 6 uur per dag dan wel 30 uren per week te werken. Eiseres voert aan dat zij maximaal 6 uur per week kan werken. Als zij namelijk 6 uur per dag zou werken, dan heeft zij enkele dagen nodig om hiervan bij te komen.
4. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts mevrouw Baltes eiseres
beperkt heeft geacht op diverse onderdelen van de rubrieken in de FML van
7 augustus 2019. Dit betreft de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren (waaronder beoordelingspunt
2.2. Horen), aanpassing aan de fysieke omgevingseisen (waaronder beoordelingspunten
3.7. Geluidsbelasting,
3.9. Allergieen 3
.10. Geen rumoerige omgeving) en dynamische handelingen (beoordelingspunt
4.16. Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk). Wat betreft de rubriek werktijden heeft Baltes bij eiseres de volgende beperkingen vastgesteld. Eiseres kan niet ’s nachts werken en zij kan gemiddeld ongeveer 6 uur per dag en 30 uur per week werken. Verder stelt de rechtbank vast dat Baltes in haar rapportage van 7 augustus 2019 naar de
Standaard duurbelastbaarheid in arbeidverwijst ter onderbouwing van de urenbeperking. In aanvulling hierop vermeldt verzekeringsarts bezwaar en beroep de heer de Boer in zijn rapportage van 26 februari 2020 dat een verdergaande beperking tot 6 uur per week niet door de beschikbare medische informatie wordt ondersteund. Verder geeft de Boer aan dat rekening moet worden gehouden met specifieke werkplekken voor eiseres, zodat het werken niet te belastend en vermoeiend is.
5. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen met deze vastgestelde
beperkingen voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van eiseres en de gevolgen daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen de
Standaard duurbelastbaarheid in arbeidcorrect toegepast. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een verdergaande urenbeperking op te leggen.
6. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de
rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen medische informatie heeft ingebracht die haar standpunt onderbouwt. Op grond van de voorliggende medische informatie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een verdergaande urenbeperking. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiseres geen beroepsgronden
naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder met de arbeidskundige rapportages voldoende
heeft gemotiveerd waarom de functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Eiseres moet de geduide functies daarom kunnen verrichten.
9. De conclusie is dat verweerder terecht heeft bepaald dat de hoogte en het recht op een
WGA-uitkering niet wijzigt. Eiseres blijft namelijk 35-80% arbeidsongeschikt.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11. Op de zitting heeft de rechtbank eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep
als zij het niet eens is met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
30 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.