ECLI:NL:RBMNE:2020:5839

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 2690
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten op basis van Wmo

In deze zaak heeft eiseres, die met haar drie minderjarige kinderen in een flatwoning woonde, een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres heeft om gezondheidsredenen besloten te verhuizen naar een eengezinswoning, waar zij geen trappen hoeft te lopen. De aanvraag is echter afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat de nieuwe woning een vaste trap naar de bovenverdieping heeft, waar de slaapkamer en badkamer zijn gelegen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 3 december 2020 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat haar medische toestand de verhuizing noodzakelijk maakte en dat de trap in de nieuwe woning niet ongeschikt was, omdat zij deze met moeite kan gebruiken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de nieuwe woning niet geschikt is voor eiseres, omdat zij bij normaal gebruik van de woning, zonder problemen, de slaapkamer en badkamer moet kunnen bereiken. De rechtbank concludeert dat de belemmeringen in de zelfredzaamheid van eiseres niet zijn weggenomen door de verhuizing.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 29 december 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. W. Kort),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.G. Hofstee).

Inleiding en procesverloop

Eiseres woonde met haar drie minderjarige kinderen op de tweede etage van een flatwoning. Deze woning was alleen via twee trappen te bereiken. Vanwege haar gezondheidsklachten was het moeizaam voor eiseres om van en naar haar woning te gaan, bijvoorbeeld voor het doen van boodschappen. Per 24 december 2019 is het gezin verhuisd naar een eengezinswoning. Eiseres hoeft zodoende geen trappen met te betreden bij het verlaten van of aankomen bij haar woning. Op 27 december 2019 heeft eiseres een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
Bij besluit van 17 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 6 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 3 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn vertegenwoordiger.

Overwegingen

1. Verweerder voert aan dat de nieuwe woning een vaste trap naar de bovenverdieping heeft waar zich de slaapkamer en de badkamer bevinden. Door haar beperkingen zal eiseres moeite hebben met traplopen. Zij zal daardoor een belemmering ondervinden ten aanzien van elementaire woonfuncties van het nieuwe huis. Om die reden is de nieuwe woning niet geschikt en komt eiseres niet in aanmerking voor de gevraagde voorziening.
2. Eiseres voert aan dat het door haar medische toestand noodzakelijk was om te verhuizen. De omstandigheid dat haar nieuwe woning een vaste trap naar de bovenetage heeft, maakt haar woning niet ongeschikt. Zij kan deze trap wel op en af, zij het met moeite en door onderweg te rusten. Deze belemmering is niet ingrijpend, omdat de trap inpandig is. Zij richt haar dag zo in, dat zij de trap maar weinig keer per dag hoeft te gebruiken. Zij ondervindt veel minder tot geen belemmeringen meer in het gebruik van haar woning. Het is voor haar nu veel eenvoudiger om de woning in en uit te gaan, aangezien zij nu niet meer twee buitentrappen op en af hoeft te gaan. Zij wijst erop dat in artikel 2.3.6, tweede lid, van de Verordening Voorzieningen Wmo Utrecht 2020 niet is vereist dat een nieuwe woning
vollediggeschikt is om voor de gevraagde voorziening in aanmerking te komen.
3. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder juist is. Zij overweegt daartoe het volgende.
4. Eiseres ondervindt belemmeringen in de zelfredzaamheid bij het traplopen. Een geschikte woning is voor haar een woning waar zij bij normaal gebruik geen trap hoeft te lopen. Haar nieuwe woning heeft wel een trap en geen traplift. Deze trap dient eiseres te gebruiken om bij haar slaapkamer en badkamer te kunnen komen, die zich op de bovenverdieping bevinden. Het valt onder normaal gebruik van de woning als eiseres zonder problemen de slaapkamer en de badkamer kan bereiken. Hiervan is geen sprake. Dat betekent dat bij normaal gebruik van de nieuwe woning de belemmeringen in de zelfredzaamheid van eiseres niet zijn weggenomen. Objectief beschouwd is de nieuwe woning daarom niet geschikt voor eiseres. Dat eiseres meent dat zij de problemen bij het traplopen kan ondervangen, maakt deze objectieve beschouwing niet anders.
5. Het beroep van eiseres in ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.