ECLI:NL:RBMNE:2020:5836
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstand intrekking
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T. Grootenhuis, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, dat haar recht op bijstand per 1 april 2020 had ingetrokken. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor financiële problemen en een mogelijke uithuiszetting.
Tijdens de zitting, die telefonisch en via Skype plaatsvond, heeft verzoekster verklaard dat zij geen bijstand meer nodig heeft, omdat zij inmiddels samenwoont. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoekster niet alle benodigde gegevens had overgelegd om haar financiële situatie te onderbouwen. Bovendien was er geen direct risico op uithuiszetting, aangezien er een procedure liep en de zitting hierover op 4 november 2020 gepland stond.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen sprake was van onverwijlde spoed en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Verzoekster had erkend dat zij geen volledig inzicht had gegeven in haar financiële situatie, wat een rechtsgrond voor de intrekking van de bijstandsuitkering opleverde. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en dat verzoekster haar griffierecht niet terugkreeg.