1.7.Omdat eisers de gevraagde stukken niet hebben ingeleverd, heeft verweerder het recht op bijstand over de periode van 17 december 2014 tot en met 31 oktober 2017 opgeschort bij besluit van 6 augustus 2018. In dit besluit hebben eisers een hersteltermijn gekregen. Eisers moesten de gevraagde stukken en herstelverzuim gesprek vóór 28 augustus 2018 inleveren. Eisers hebben de gevraagde stukken niet ingeleverd.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat deze in stand kunnen blijven omdat eisers in de periodes in geding hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Zij hebben geen afschriften overgelegd van alle rekeningnummers waarover zij konden beschikken. Ook hebben zij geen boekhouding overgelegd van alle bedrijven die op hun naam staan of hebben gestaan. Daarnaast hebben eisers buitenlandse reizen en de verkoop van dure auto’s niet gemeld. Ook hebben zij geen overzicht van openstaande schulden/geldleningen overgelegd. Hierdoor was het recht op bijstand niet vast te stellen. Vanwege de schending van de inlichtingenplicht was verweerder gehouden de teveel betaalde bijstand in de betreffende periodes terug te vorderen.
3. Eisers betwisten niet dat zij niet alle gevraagde gegevens hebben overgelegd. Volgens eisers kan dit hen echter niet worden verweten. Eisers hebben ter zitting nader toegelicht dat zij niet wisten wat hen overkwam. Zij hebben voor het eerst een bijstandsuitkering aangevraagd. Op het aanvraagformulier hebben zij drie rekeningnummers vermeld, omdat zij ervan uit zijn gegaan dat alleen rekeningnummers waarop transacties plaatsvonden moesten worden opgegeven. Zij waren zo bang voor de deurwaarder dat zij de deur niet openden als er werd aangebeld. Ook durfden zij niet naar buiten om de post op te halen. Daardoor zagen zij de uitnodiging voor het gesprek op 18 mei 2018 te laat. Zij hebben de gevraagde stukken niet meegenomen naar dat gesprek, omdat zij de bedoeling hadden de situatie uit te leggen. Zij begrijpen dat verweerder moet controleren of het recht op bijstand juist is vastgesteld, maar tijdens het gesprek zijn zij als fraudeurs behandeld. Zij verkeerden overduidelijk in bijstandbehoeftige omstandigheden. Er was geen vermogen dat zij konden melden aan verweerder. Als dat er was geweest, dan had de deurwaarder daar allang beslag op gelegd. Zij hebben nog steeds schulden die nog betaald moeten worden. Zij kunnen geen afschriften aanleveren van de Rabobank, omdat zij daar schulden hebben. Van gekoppelde rekeningen zijn er geen afschriften. De creditcards kunnen zij niet opheffen, omdat daar schulden op staan. Verder hebben zij ter zitting gesteld dat zij geen geld hebben om afschriften bij de bank op te vragen.
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder aan de bestreden besluiten meerdere argumenten ten grondslag heeft gelegd, maar dat de discussie tussen partijen zich op de zitting heeft toegespitst op het ontbreken van afschriften van rekeningnummers die op naam van eisers staan of waarover zij kunnen beschikken. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat in de onderhavige procedure in het bijzonder het ontbreken van deze afschriften aan eisers wordt tegengeworpen. Er moet volgens verweerder eerst inzicht komen in de geldstromen op de (creditcard)rekeningen van eisers en pas daarna kan verweerder beoordelen of de geldleningen die eisers zijn aangegaan, van invloed zijn op het recht op bijstand. De rechtbank zal zich daarom beperken tot een oordeel over het ontbreken van de afschriften.
5. De rechtbank overweegt dat ter zitting door verweerder is toegelicht dat in het verweerschrift van 23 oktober 2019 (in de zaak UTR 18/4708) is omschreven van welke rekeningnummers eisers over de periode van 1 november 2017 tot en met 17 mei 2018 geen dan wel onvoldoende afschriften hebben overgelegd. De rechtbank stelt vast dat het om de volgende rekeningnummers gaat:
- [rekeningnummer 1] t.n.v. [eiser 2] en [eiser 1] ;
- [rekeningnummer 2] t.n.v. [eiser 2] en [eiser 1] ;
- [rekeningnummer 3] t.n.v. [eiser 1] ;
- [rekeningnummer 4] (zakelijke rekening [bedrijf 1] ) t.n.v. [eiser 1] ;
- [bedrijf 1] t.n.v. [zoon] (zoon [eiser 2] )
- [rekeningnummer 5] t.n.v. [dochter] (dochter van eisers);
- [rekeningnummer 6] t.n.v. [bedrijf 2]
- Creditcards ICS (klantnummer [klantnummer 1] en klantnummer [klantnummer 2] ).
6. De rechtbank stelt verder vast dat uit het verweerschrift van 19 mei 2020 (in de zaak UTR 20/669) blijkt dat eisers van de volgende rekeningnummers geen dan wel onvoldoende afschriften hebben overgelegd:
- [rekeningnummer 7] (betaalrekening [bedrijf 2] );
- [rekeningnummer 7] (vermogens-/spaarrekening [bedrijf 2] );
- [rekeningnummer 8] t.n.v. [dochter] ;
- [rekeningnummer 5] t.n.v. [dochter] ;
- [bedrijf 1] t.n.v. [zoon] ;
- [rekeningnummer 9] t.n.v. [eiser 2]
- [rekeningnummer 3] t.n.v. [eiser 1] ;
- [rekeningnummer 2] t.n.v. [eiser 1] en [eiser 2] ;
- [rekeningnummer 1] t.n.v. [eiser 2] ;
- [rekeningnummer 4] (zakelijke rekening) t.n.v. [eiser 1] ;
- [rekeningnummer 4] (zakelijke spaarrekening) t.n.v. [eiser 1] ;
- Creditcards ICS (klantnummers [klantnummer 1] en [klantnummer 2] );
- American Express Card.
7. In de zaak met nummer UTR 20/669 loopt de te beoordelen periode van 17 maart 2016 (datum intrekking) tot en met 8 november 2018 (datum primaire besluit). In de zaak met nummer UTR 18/4708 loopt de te beoordelen periode van 1 november 2017 (datum intrekking) tot en met 15 juni 2018 (datum primaire besluit) en vanaf 18 mei 2018 (datum intrekking) tot en met 15 juni 2018 (datum primaire besluit).
8. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 17, eerste lid, van de Pw in samenhang met de artikelen 54, derde lid, en 58, eerste lid, van de Pw. Het besluit tot intrekking van bijstand is een belastend besluit, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat verweerder aannemelijk moet maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. In dit geval betekent dat dat verweerder aannemelijk moet maken dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden, waardoor verweerder niet kan vaststellen of er recht op bijstand bestond.
9. In artikel 17, eerste lid, van de Pw is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Dit is de zogenoemde inlichtingenplicht.
10. Vast staat dat eisers de opgevraagde afschriften niet hebben ingeleverd bij verweerder, ook niet nadat hen daartoe een hersteltermijn was geboden. Hiermee hebben eisers de op hen rustende inlichtingenplicht geschonden. Doordat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden, was voor verweerder niet vast te stellen of eisers recht hadden op bijstand. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij, als zij de gevraagde afschriften wel zouden hebben ingeleverd, recht op (aanvullende) bijstand zouden hebben gehad. De enkele stelling van eisers dat zij overduidelijk in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden, is daartoe onvoldoende. Of het eisers kan worden verweten dat zij de gevraagde gegevens niet hebben verstrekt, speelt geen rol omdat verweerder de intrekking van de bijstandsuitkering heeft gebaseerd op artikel 54, derde lid, van de Pw.
11. Verweerder was op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw verplicht de bijstandsuitkering in te trekken. Ook was verweerder op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw in beginsel verplicht de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering terug te vorderen.
12. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien, zoals is bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Pw. Dringende redenen kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de belanghebbende. Het moet gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. Degene die zich beroept op dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, zal het bestaan van de gestelde dringende redenen in de hiervoor bedoelde zin aannemelijk moeten maken. Dat hebben eisers niet gedaan. Dat eisers zich overvallen voelden door de situatie waarin zij zaten, dat het hen aanvankelijk niet duidelijk was dat zij alle afschriften moesten overleggen en dat zij diverse schulden hebben, is daarvoor niet voldoende. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke situatie van eisers, maar de door hen genoemde omstandigheden komen voor hun rekening en risico. De rechtbank overweegt in dit verband verder dat de financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering zich in het algemeen pas voordoen indien daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader hebben eisers als schuldenaren bescherming, of kunnen zij deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet zoals neergelegd in artikel 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
13. Uit het voorgaande volgt dat de algemene en bijzondere bijstandsuitkering van eisers terecht is ingetrokken en teruggevorderd. De beroepen zijn daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.