Op 17 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, eigenaar van een woning in Bunnik, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 5 oktober 2020, waarbij haar een last onder dwangsom was opgelegd omdat haar woning in strijd met het bestemmingsplan door meer dan één huishouden werd bewoond. De last hield in dat de woning voor 6 december 2020 door maximaal één huishouden mocht worden bewoond, met een dwangsom van € 2.000,- per week bij niet-naleving, tot een maximum van € 20.000,-. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de begunstigingstermijn was verlengd tot 15 maart 2021, waardoor verzoekster voldoende tijd had om de overtreding te beëindigen. Bovendien had verzoekster niet gereageerd op een verzoek van de voorzieningenrechter om haar spoedeisend belang nader te onderbouwen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onomkeerbare situatie voor verzoekster zou ontstaan en dat het primaire besluit niet evident onrechtmatig was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak werd openbaar gemaakt via rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform de Algemene wet bestuursrecht.