Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghoudster], te [woonplaats].
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de voorzieningenrechter is verhinderd
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aan de vergunninghoudster voor het vellen van vijf bomen op een perceel in Utrecht. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de vergunninghouder niet bereid was om de kapwerkzaamheden uit te stellen totdat het verzoek om voorlopige voorziening was behandeld.
De voorzieningenrechter overwoog dat de verleende vergunning pas in werking treedt na afloop van de bezwaartermijn, die op 15 oktober 2020 was verstreken. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening pas na deze datum was ingediend, was de vergunning inmiddels in werking getreden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een spoedeisende situatie, omdat de bomenkap niet terug te draaien is en de vergunninghouder niet bereid was om te wachten met de kap. Daarom werd besloten om de omgevingsvergunning te schorsen, zodat de vergunninghouder geen kapwerkzaamheden mocht uitvoeren.
De voorzieningenrechter erkende ook het belang van de vergunninghouder om de werkzaamheden spoedig uit te voeren, maar vond het noodzakelijk dat het verzoek om voorlopige voorziening op een zitting verder inhoudelijk werd behandeld. Een zitting was gepland op 27 oktober 2020, waar de voorzieningenrechter zou beoordelen of de schorsing van de vergunning moest worden opgeheven of dat de kap moest wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.