ECLI:NL:RBMNE:2020:5821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3723
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor bomenkap

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aan de vergunninghoudster voor het vellen van vijf bomen op een perceel in Utrecht. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de vergunninghouder niet bereid was om de kapwerkzaamheden uit te stellen totdat het verzoek om voorlopige voorziening was behandeld.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verleende vergunning pas in werking treedt na afloop van de bezwaartermijn, die op 15 oktober 2020 was verstreken. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening pas na deze datum was ingediend, was de vergunning inmiddels in werking getreden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een spoedeisende situatie, omdat de bomenkap niet terug te draaien is en de vergunninghouder niet bereid was om te wachten met de kap. Daarom werd besloten om de omgevingsvergunning te schorsen, zodat de vergunninghouder geen kapwerkzaamheden mocht uitvoeren.

De voorzieningenrechter erkende ook het belang van de vergunninghouder om de werkzaamheden spoedig uit te voeren, maar vond het noodzakelijk dat het verzoek om voorlopige voorziening op een zitting verder inhoudelijk werd behandeld. Een zitting was gepland op 27 oktober 2020, waar de voorzieningenrechter zou beoordelen of de schorsing van de vergunning moest worden opgeheven of dat de kap moest wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3723
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 oktober 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. Y. Kliphuis),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Scharff).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghoudster], te [woonplaats].

Procesverloop

Met het besluit van 1 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij (hierna: vergunninghoudster) een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van vijf bomen op het perceel aan de [adres] in [woonplaats].
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over het besluit van verweerder om aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van vijf bomen op het perceel aan de [adres] in [woonplaats].
2. De verleende vergunning treedt pas in werking nadat de bezwaartermijn is verstreken. [1] De werking van de vergunning kan alleen verder opgeschort worden door tijdens de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [2] Dat heeft verzoekster niet gedaan. Het verzoek om voorlopige voorziening is door verzoekster ingediend na afloop van de bezwaartermijn. Dit betekent dat het besluit, na afloop van de bezwaartermijn op 15 oktober 2020, in werking is getreden. Uit telefonisch contact met de griffier van de rechtbank blijkt dat vergunninghoudster op dit moment niet bereid is om toe te zeggen dat zij met de kap zal wachten totdat het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld. Er is daarom sprake van een spoedeisende situatie, die vereist dat de voorzieningenrechter vandaag uitspraak doet zonder dat er een zitting is geweest.
4. Het belang van verzoekster is dat de bomenkap wordt voorkomen. De bomenkap is niet terug te draaien. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om nu een ordemaatregel te treffen, die inhoudt dat de omgevingsvergunning van 1 september 2020 wordt geschorst. Dat betekent dat vergunninghoudster nu geen kapwerkzaamheden mag uitvoeren op het perceel aan de [adres] in [woonplaats].
5. De voorzieningenrechter is zich ook bewust van het belang van vergunninghoudster om de kapwerkzaamheden spoedig uit te voeren, met name gelet op de beoogde grondsanering op het perceel. Bovendien is het verzoek om voorlopige voorziening op een laat moment ingediend, na afloop van de bezwaartermijn. De voorzieningenrechter vindt het in het licht daarvan noodzakelijk dat het verzoek op een zitting van de voorzieningenrechter nader inhoudelijk wordt behandeld. Dan zal worden beoordeeld of de kap van de bomen moet wachten tot de uitkomst van de bezwaarprocedure bekend is, of dat er tussentijds toch al gestart mag worden.
6. Deze zitting zal worden gehouden op dinsdag 27 oktober 2020, om 15.30 uur in Utrecht. De voorzieningenrechter zal dan beoordelen of er aanleiding is om de nu getroffen voorziening op te heffen. In die procedure wordt ook beslist over de voor het verzoek gemaakte kosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst de omgevingsvergunning van 1 september 2020.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 oktober 2020 .
(
de voorzieningenrechter is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen)
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 6.1, lid 2, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
2.Artikel 6.1, lid 3, van de Wabo