ECLI:NL:RBMNE:2020:5820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3305
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor transformatie zorgwoningen naar appartementen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit vijftien personen uit Weesp, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 6 augustus 2020 is verleend aan de vergunninghoudster voor het transformeren van zorgwoningen naar negen zelfstandige appartementen. De verzoekers vrezen dat deze transformatie de leefbaarheid van hun woonomgeving negatief zal beïnvloeden, met name door een toename van de parkeerdruk.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend zonder dat er sprake is van een spoedeisend belang. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de bouwwerkzaamheden al zijn afgerond en dat het verzoek niet kan voorkomen dat de woningen in gebruik worden genomen. De voorzieningenrechter heeft daarbij artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, wat inhoudt dat de uitspraak zonder zitting is gedaan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3305

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1],

[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5],
[verzoeker 6],
[verzoeker 7],
[verzoeker 8],
[verzoeker 9],
[verzoeker 10],
[verzoeker 11],
[verzoeker 12],
[verzoeker 13],
[verzoeker 14], en
[verzoeker 15],
(gemachtigde: mr. J.J.W. Lamme),
samen verzoekers,
allen te Weesp,
en

het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghoudster], te [woonplaats], gemachtigde: mr. K.L. Markerink.

Inleiding

1. Derde-partij (hierna: vergunninghoudster) is eigenaar van de percelen aan het [straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in Weesp. Op de percelen stonden zorgwoningen. Op 16 april 2020 heeft vergunninghoudster bij verweerder een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het transformeren van de zorgwoningen naar negen zelfstandige appartementen.
2. Met het besluit van 6 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van de zorgwoningen naar negen zelfstandige appartementen. Tegen het primaire besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

4. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen.
3. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist [1] . Dit betekent onder andere dat de voorzieningenrechter eerst beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang. Als dat zo is, behandelt de voorzieningenrechter het verzoek (ook) inhoudelijk.
5. Verzoekers zijn allen woonachtig aan het [straat] in Weesp. Volgens verzoekers is de verleende omgevingsvergunning in strijd met het geldende bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening. Verzoekers vrezen dat de leefbaarheid van het plein onder druk komt te staan door de geplande transformatie. Daarbij is onder andere de toename van parkeerdruk op het plein voor verzoekers een grote zorg.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers geen spoedeisend belang bij het schorsen van de verleende omgevingsvergunning. Uit de toelichting van vergunninghouder van 5 oktober 2020 volgt dat de bouwwerkzaamheden inmiddels volledig zijn afgerond. Verzoekers hebben toegelicht dat zij ook vermoeden dat de bouwwerkzaamheden nagenoeg zijn afgerond, maar dat hun spoedeisend belang is gelegen in het voorkomen dat de woningen in gebruik genomen worden. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. De omgevingsvergunning van 6 augustus 2020 is namelijk verleend voor het uitvoeren van bouwactiviteiten en voor het afwijken van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter kan dan ook alleen voor deze activiteiten beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Met het verzoek om voorlopige voorziening kan niet worden voorkomen dat de woningen worden bewoond. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb