ECLI:NL:RBMNE:2020:5799
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die voorheen als spoelkeuken medewerker werkte, had op 7 maart 2019 een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door voetklachten en later depressieve klachten. Het primaire besluit van 4 juni 2019 wees de aanvraag af, omdat eiser per 3 juni 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 3 januari 2020. Tijdens de zitting op 13 oktober 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid door de verzekeringsartsen zorgvuldig was. Eiser had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen informatie was opgevraagd bij de behandelend sector over zijn depressieve klachten en voetklachten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende informatie had en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling niet onjuist was en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de eisen voldeden. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn beperkingen zijn onderschat.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door de verweerder standhield. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 december 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.