In deze zaak heeft de moeder op 11 december 2019 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige zoon te beëindigen. De ouders, die een relatie hebben gehad, hebben samen een zoon, geboren in 2011. De vader heeft de zoon erkend en zij oefenden gezamenlijk gezag uit. De kinderrechter heeft de zoon onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland, met een ondertoezichtstelling die loopt tot 20 maart 2020.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2020 was de vader niet aanwezig, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft het verzoek gedaan om alleen het gezag over hun zoon te krijgen, wat werd ondersteund door de GI. De vader heeft geen verweer gevoerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader nauwelijks contact heeft met de zoon, wat het moeilijk maakt voor hem om belangrijke beslissingen te nemen. Bovendien is er geen communicatie tussen de ouders, en het contact tussen hen is niet in het belang van de zoon.
De kinderrechter heeft besloten het verzoek van de moeder toe te wijzen en het gezag van de vader te beëindigen, zodat de moeder alleen het gezag over de zoon zal uitoefenen. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, gezien de omstandigheden en de problematiek die de zoon ervaart. De beschikking is gegeven op 21 februari 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.