ECLI:NL:RBMNE:2020:5790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
C/16/487237 / FO RK 19-1349
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van ouderschap in een familierechtelijke procedure met bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2020 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de ontkenning van het ouderschap. De moeder, die op 4 september 2019 een verzoekschrift indiende, was eerder getrouwd met de man, van wie zij in 2019 is gescheiden. De echtscheiding werd uitgesproken door de Rechtbank Noord-Nederland en ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De moeder heeft een kind, [voornaam van minderjarige], geboren op [datum 3] 2019, en stelt dat de man niet de biologische vader is. De rechtbank heeft mr. A.Y.M. Jansse benoemd tot bijzondere curator over het kind, die op 19 november 2019 advies heeft uitgebracht. Tijdens de zitting op 9 januari 2020 waren de moeder, haar advocaat, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De man was niet verschenen, ondanks dat hij was uitgenodigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en het kind hun woonplaats in Nederland hebben en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de moeder voldoende bewijs heeft geleverd dat de man niet de verwekker van het kind kan zijn. De moeder en haar huidige partner, [voornaam van belanghebbende 1], hebben verklaard dat de man sinds 2015 geen contact meer heeft gehad met de moeder en dat zij officieel gescheiden zijn. De rechtbank concludeert dat er geen noodzaak is voor DNA-onderzoek en dat er geen belemmeringen zijn voor de ontkenning van het ouderschap van de man.

De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand pas een latere vermelding kan maken wanneer de beslissing onherroepelijk is. De rechtbank verklaart de ontkenning van het ouderschap van de man gegrond en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/487237 / FO RK 19-1349
ontkenning ouderschap
Beschikking van 13 februari 2020
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.J. Jongsma,
tegen
[naam van de man] ,
in de geboorteakte van [voornaam van minderjarige] genaamd:
[naam van de man (met een andere voornaam)],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de man,
met als belanghebbenden
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
hierna te noemen: [voornaam van belanghebbende 1] ,
mr. A.Y.M. Jansse,
kantoorhoudende te [.] ,
als bijzondere curator over het kind
[voornaam van minderjarige].

1.Verloop van de procedure

1.1.
De moeder heeft op 4 september 2019 een verzoekschrift ingediend, met producties.
1.2.
Bij beschikking van 22 oktober 2019 is mr. A.Y.M. Jansse benoemd tot bijzondere curator over het kind [voornaam van minderjarige] .
1.3.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het advies van 19 november 2019 van de bijzondere curator;
  • het F-formulier van 27 november 2019 van de moeder;
  • de brief van [voornaam van belanghebbende 1] , ingediend op 27 november 2019;
  • het F-formulier van 17 december 2019 van de bijzondere curator, waarin zij meedeelt dat zij de zitting van 9 januari 2020 niet kan bijwonen.
1.4.
De verzoeken zijn besproken tijdens de zitting van 9 januari 2020.
Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat,
  • [voornaam van belanghebbende 1] ,
  • de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] ,
  • mevrouw [B] , als ambulant begeleidster van de moeder.
De man was ook uitgenodigd voor de zitting (bij advertentie in de Staatscourant), maar hij is niet verschenen.

2.Feiten

2.1.
De moeder en de man zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van [datum 1] 2019 van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de echtscheiding uitgesproken. Op [datum 2] 2019 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag.
2.2.
Uit de moeder is geboren het kind:
[voornaam van minderjarige], geboren op [datum 3] 2019 te [geboorteplaats 1] .
2.3.
De moeder, de man, [voornaam van minderjarige] en [voornaam van belanghebbende 1] hebben de Eritrese nationaliteit.

3.Beoordeling

3.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek te beoordelen, omdat de moeder en [voornaam van minderjarige] hun woonplaats in Nederland hebben. [1] Gelet op de asielstatus van de moeder is Nederlands recht van toepassing op het verzoek. [2]
3.2.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder toewijzen en de ontkenning van het ouderschap van de man gegrond verklaren. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
3.3.
De rechtbank vindt dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de man niet de verwekker kan zijn van [voornaam van minderjarige] .
De moeder en [voornaam van belanghebbende 1] (de huidige partner van de moeder) hebben hierover duidelijke verklaringen afgelegd tijdens de zitting en bij de bijzondere curator. De moeder is in 2015, zonder de man, naar Nederland gevlucht. De man verblijft waarschijnlijk nog in Eritrea, maar de moeder heeft sinds 2015 geen contact meer met hem. Inmiddels zijn zij officieel gescheiden. De echtscheidingsbeschikking is gegeven voor de geboorte van [voornaam van minderjarige] , maar pas ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand na de geboorte van [voornaam van minderjarige] .
De moeder en [voornaam van belanghebbende 1] hebben elkaar in Nederland leren kennen, waarna de moeder zwanger is geraakt. De moeder en [voornaam van belanghebbende 1] zijn ervan overtuigd dat [voornaam van belanghebbende 1] de verwekker is van [voornaam van minderjarige] . [voornaam van belanghebbende 1] heeft aangifte gedaan van de geboorte van [voornaam van minderjarige] en hij wil [voornaam van minderjarige] erkennen zodra dit mogelijk is.
Weliswaar ontbreekt het standpunt van de man, maar volgens de rechtbank hebben de moeder en [voornaam van belanghebbende 1] voldoende aangevoerd. Gelet hierop acht de rechtbank voor de ontkenning van het ouderschap van de man geen DNA-onderzoek nodig. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen omstandigheden die in de weg staan aan de ontkenning van het ouderschap van de man.
3.4.
De moeder heeft verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, aangezien de ambtenaar van de burgerlijke stand pas een latere vermelding kan opmaken wanneer de beslissing onherroepelijk is.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het ouderschap van:
[naam van de man], in de geboorteakte van [voornaam van minderjarige] genaamd:
[naam van de man (met een andere voornaam)], geboren op [datum 4] 1987 te [geboorteplaats 2] , Ethiopië,
ten aanzien van het kind:
[voornaam van minderjarige], geboren op [datum 3] 2019 te [geboorteplaats 1] ,
4.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.G. van Doorn, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 10:93 jo. 10:92 jo. 10:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW)