In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2020 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de ontkenning van het ouderschap. De moeder, die op 4 september 2019 een verzoekschrift indiende, was eerder getrouwd met de man, van wie zij in 2019 is gescheiden. De echtscheiding werd uitgesproken door de Rechtbank Noord-Nederland en ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De moeder heeft een kind, [voornaam van minderjarige], geboren op [datum 3] 2019, en stelt dat de man niet de biologische vader is. De rechtbank heeft mr. A.Y.M. Jansse benoemd tot bijzondere curator over het kind, die op 19 november 2019 advies heeft uitgebracht. Tijdens de zitting op 9 januari 2020 waren de moeder, haar advocaat, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De man was niet verschenen, ondanks dat hij was uitgenodigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en het kind hun woonplaats in Nederland hebben en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de moeder voldoende bewijs heeft geleverd dat de man niet de verwekker van het kind kan zijn. De moeder en haar huidige partner, [voornaam van belanghebbende 1], hebben verklaard dat de man sinds 2015 geen contact meer heeft gehad met de moeder en dat zij officieel gescheiden zijn. De rechtbank concludeert dat er geen noodzaak is voor DNA-onderzoek en dat er geen belemmeringen zijn voor de ontkenning van het ouderschap van de man.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand pas een latere vermelding kan maken wanneer de beslissing onherroepelijk is. De rechtbank verklaart de ontkenning van het ouderschap van de man gegrond en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.