ECLI:NL:RBMNE:2020:5785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3113
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijzondere bijstand

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.S. Vlieger, beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, dat haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht buiten behandeling heeft gesteld. De aanvraag was ingediend op 2 januari 2020, maar de gemeente stelde dat eiseres niet alle benodigde gegevens had overgelegd. Eiseres had verzocht om uitstel om de ontbrekende documenten aan te leveren, maar de gemeente weigerde dit en stelde de aanvraag buiten behandeling op 27 maart 2020. Eiseres was van mening dat de gemeente ten onrechte had gehandeld door haar aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat zij had geprobeerd de ontbrekende informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht had besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een volledig ingevuld aanvraagformulier een geldige reden was voor de gemeente om de aanvraag niet te behandelen. De rechtbank benadrukte dat de informatie die in het aanvraagformulier wordt gevraagd essentieel is voor de beoordeling van de financiële situatie van eiseres en haar recht op bijstand. Eiseres had voldoende tijd gekregen om de benodigde informatie aan te leveren, maar had dit niet gedaan. De rechtbank concludeerde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag buiten behandeling te stellen en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf op 29 december 2020, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder
(gemachtigde: mr. M. de Roode).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 29 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 10 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres heeft op 2 januari 2020 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht. Verweerder heeft bij brief van 6 februari 2020 eiseres geïnformeerd dat zij niet alle benodigde gegevens en/of bewijsstukken heeft overgelegd. Onder andere een volledig ingevuld aanvraagformulier ontbreekt. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om deze stukken alsnog uiterlijk op 28 februari 2020 over te leggen. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat hij de aanvraag buiten behandeling kan laten [1] , als eiseres de gevraagde gegevens niet, niet volledig of niet tijdig inlevert. Op 18 februari 2020 heeft de gemachtigde van eiseres de civiele toevoeging, nota’s en een griffierechtoverzicht naar verweerder gemaild. De gemachtigde van eiseres heeft verzocht om uitstel van de hersteltermijn voor de overige documenten. Verweerder heeft bij brief van 28 februari 2020 het verzoek om uitstel ingewilligd en eiseres de gelegenheid geboden om de gevraagde gegevens en stukken vóór 23 maart 2020 alsnog te verstrekken. Bij
e-mailbericht van 4 maart 2020 heeft de gemachtigde van eiseres een civiele toevoeging en conceptnota naar verweerder verstuurd. De gemachtigde van eiseres heeft verder verzocht om een langere termijn om de overige stukken in te dienen.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om uitstel afgewezen en de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat niet alle gevraagde gegevens tijdig waren overgelegd.
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Eiseres voert hiertoe onder andere aan dat verweerder haar nader uitstel had moeten verlenen om de gevraagde gegevens te overleggen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat het ontbreken van het ingevulde aanvraagformulier al rechtvaardigt dat verweerder de aanvraag van eiseres buiten behandeling heeft gesteld. De gemachtigde van eiseres heeft zich ter zitting zich op het standpunt heeft gesteld dat het door verweerder opgevraagde aanvraagformulier niet nodig was om een goede beoordeling van de aanvraag.
7. Voor de beoordeling of eiseres verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is haar financiële situatie een essentieel gegeven. Eiseres is gehouden de voor een goede beoordeling van haar aanvraag vereiste gegevens over te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid [2] van eiseres heeft kunnen verlangen dat zij een ingevuld aanvraagformulier indiende. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, wordt in het aanvraagformulier gevraagd naar informatie die ook van belang is bij het vaststellen van de financiële situatie van eiseres. Zo wordt er gevraagd naar de woonsituatie, die onder andere van belang is voor de vraag of de kostendelersnorm op eiseres van toepassing is. Verder wordt in het aanvraagformulier gevraagd naar de financiële situatie van eiseres en welke bank- en spaarrekeningen zij ter beschikking heeft. Eiseres heeft nagelaten om het aanvraagformulier volledig ingevuld bij verweerder in te dienen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het aanvraagformulier, in ieder geval op de genoemde onderdelen, informatie bevat die nodig is voor de beoordeling of eiseres recht heeft op een bijstandsuitkering. Op basis van het ontbreken van het ingevulde aanvraagformulier heeft verweerder de aanvraag van eiseres dan ook buiten behandeling mogen stellen. Gelet op dit oordeel ziet de rechtbank geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken.
8. De rechtbank overweegt verder dat eiseres ermee bekend was dat zij vóór 23 maart 2020 de door verweerder gevraagde gegevens moest overleggen. De gemachtigde van eiseres heeft op 4 maart 2020 gevraagd om uitstel van deze termijn. Hij heeft hierop pas reactie van verweerder ontvangen bij het primaire besluit. De rechtbank is van oordeel dat het netter was geweest als verweerder eerder had gereageerd op dit verzoek om uitstel. Echter, uit het uitblijven van die reactie heeft eiseres niet redelijkerwijs mogen concluderen dat verweerder haar verzoek had ingewilligd. Voor zover hierover bij eiseres onduidelijk bestond, had het op haar weg gelegen om hierover navraag te doen bij verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek om uitstel mogen afwijzen. Eiseres had namelijk bij het verzoek van 4 maart 2020 niet aangegeven waarom het voor haar niet mogelijk was om het ingevulde aanvraagformulier voor 23 maart 2020 in te leveren en evenmin op welke termijn zij dat alsnog zou doen. De termijn van in totaal bijna zes en een halve week die eiseres had gekregen om het ingevulde aanvraagformulier in te leveren, acht de rechtbank niet onredelijk.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 53a van de Participatiewet.