ECLI:NL:RBMNE:2020:5733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2381
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging van ziekengeld en beoordeling van arbeidsmogelijkheden

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij haar ziekengeld per 17 februari 2020 is beëindigd. Dit besluit is gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. Eiseres heeft haar standpunt dat er een verdergaande urenbeperking had moeten worden aangenomen, niet onderbouwd. De rechtbank heeft op 29 december 2020, tijdens een zitting die via Skype plaatsvond, de zaak behandeld. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. E.R. Weegenaar, en de verweerder door mr. A.P. Prinsen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen medische objectiveerbare redenen zijn voor een verdergaande urenbeperking. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de functionelemogelijkhedenlijst (FML) die bij het rapport van de verzekeringsarts hoort. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies te zwaar voor haar zijn, maar de rechtbank heeft geen grond gevonden om te oordelen dat zij deze functies niet kan verrichten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres in de geduide functies meer dan 65% kan verdienen van haar vorige loon als 'Allround medewerker garagebedrijf'. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar uitgesproken op 29 december 2020. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2381

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

29 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: A.P. Prinsen).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek op de zitting heeft met behulp van Skype plaatsgevonden op 29 december 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.

Overwegingen

1. De zaak gaat over het besluit van 16 januari 2020, waarbij verweerder het ziekengeld dat eiseres ontving heeft beëindigd per 17 februari 2020. Met het bestreden besluit is het bezwaar dat eiseres daartegen heeft ingesteld ongegrond verklaard. Aan de beëindiging van het ziekengeld liggen medische en arbeidskundige rapporten ten grondslag.
2. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de medische beoordeling slechts bestrijdt voor zover daarin geen verdergaande urenbeperking is aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen medische objectiveerbare redenen zijn om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De
problemen van het zoontje van eiseres hebben geen medisch objectiveerbaar gevolg op de belastbaarheid in arbeid van eiseres. Zij heeft in beroep ook geen medische stukken overgelegd om haar standpunt stelling te onderbouwen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de beperkingen van eiseres op een zorgvuldige wijze zijn vastgesteld en gaat uit van de juistheid van de functionelemogelijkhedenlijst (FML) die bij het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep hoort.
3. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de functies die door de arbeidsdeskundige zijn geduid te zwaar zijn voor haar. De rechtbank ziet echter – uitgaande van de juistheid van de FML – geen grond voor het oordeel dat eiseres de geduide functies niet zou kunnen verrichten. In het arbeidskundig rapport is gemotiveerd dat de geduide functies de in de FML vastgestelde beperkingen niet overschrijden.
4. Omdat eiseres in de geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar werk als ‘Allround medewerker garagebedrijf’ heeft verweerder het ziekengeld terecht beëindigd. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020.
de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.