Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, opposant,
Procesverloop
14 december 2020.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, hierna te noemen 'opposant'. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van 14 december 2020 in een andere zaak, waarin opposant was veroordeeld om een omgevingsvergunning bekend te maken. Opposant heeft tegen deze eerdere uitspraak verzet aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij geen dwangsom verbeurt als hij geen uitvoering geeft aan de uitspraak van 14 december 2020.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat opposant een dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na de verzending van de uitspraak van 14 december 2020 de omgevingsvergunning bekend maakt. Opposant heeft aangegeven dat hij vanaf 29 december 2020 een dwangsom verbeurt als hij geen uitvoering geeft aan de eerdere uitspraak. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend op 24 december 2020, maar de voorzieningenrechter was niet in staat om het verzoek inhoudelijk te behandelen voor het verstrijken van de termijn die in de eerdere uitspraak was gesteld.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de termijn voor opposant op te schorten tot en met de zitting van 30 december 2020. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen zwaarwegend belang van [B.V.] is aangetoond dat de opschorting onacceptabel zou maken. De beslissing heeft het karakter van een ordemaatregel en betekent niet dat er een voorlopig oordeel is gegeven over het verzet van opposant. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.