ECLI:NL:RBMNE:2020:5719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een planschadeverzoek met betrekking tot omgevingsvergunningen voor een slagerij

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een appartement boven een slagerij, een planschadeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik. Dit verzoek betreft drie besluiten, waaronder omgevingsvergunningen voor de slagerij. Eiser stelt dat hij planschade heeft geleden door deze vergunningen, omdat ze in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft op 24 december 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelt dat de nieuwe gronden die eiser kort voor de zitting heeft ingediend, niet meegenomen kunnen worden in de procedure. De rechtbank concludeert dat de verleende vergunningen voor de slagerij geen besluiten zijn waarvoor planschadevergoeding kan worden toegekend, omdat het gaat om omgevingsvergunningen voor bouwen en niet voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1606

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik, verweerder.

Inleiding

1. Aan de [adres 1] in [plaats] staat een rij winkels met daarboven appartementen. Eiser is eigenaar van appartement [adres 2] , direct boven een slagerij. Iets verderop staat een Albert Heijn.
2. Eiser heeft op 17 december 2018 bij het college een tegemoetkoming in planschade aangevraagd. Het verzoek heeft betrekking op drie besluiten:
- een besluit van 9 oktober 2014, waarin de raad van de gemeente Bunnik het bestemmingsplan ‘ [adres 3] e.o. Bunnik’ heeft vastgesteld, waarmee een uitbreiding van de Albert Heijn mogelijk werd gemaakt;
- een besluit van 1 maart 2016, waarin het college aan de slagerij een omgevingsvergunning heeft verleend voor het plaatsen van een barbecue met vleesspies en reclame op het dak;
- een besluit van 24 mei 2018, waarin het college aan de slagerij een omgevingsvergunning heeft verleend voor het ophangen van een condensor aan de achtergevel, tegen het hekwerk van het dakterras van het appartement van eiser.
3. Het college heeft een planschadeadvies laten opstellen door Thorbecke B.V. In het besluit van 4 juli 2019 heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen. In de beslissing op bezwaar van 17 maart 2020 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
4. Het beroep is behandeld op de zitting van 13 november 2020. Eiser was bij de zitting aanwezig. Het college was, zonder afmelding, niet aanwezig.

De ingediende beroepsgronden

5. In bezwaar heeft eiser bezwaargronden ingediend over de uitbreiding van de Albert Heijn en over de vergunningen voor de slagerij. Op 15 april 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. In zijn beroepschrift geeft hij aan dat er in strijd met het bestemmingsplan een detailhandelsactiviteit op zijn dakterras is vergund, waardoor hij planschade heeft opgelopen. De rechtbank heeft eiser vervolgens twee keer een termijn gegeven om zijn beroepsgronden aan te vullen. Op 1 juli 2020 heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend. De beroepsgronden van eiser in dat aanvullend beroepschrift gaan over de vergunningen die zijn verleend aan de slagerij.
6. Op 30 oktober 2020, twee weken voor de zitting, heeft eiser bij de rechtbank een inhoudelijk advies van adviesbureau Kraan & De Jong ingediend. Dat advies gaat over zijn planschadeverzoek voor zover het de uitbreiding van de Albert Heijn betreft.
7. Op de zitting heeft de rechtbank besloten dat het advies van Kraan & De Jong in het kader van een goede procesorde niet wordt meegenomen in deze procedure. Binnen de termijn voor het indienen van beroepsgronden heeft eiser alleen beroepsgronden over de vergunningen voor de slagerij ingediend. Pas vier maanden later, relatief kort voor de zitting, dient eiser in het advies van Kraan & De Jong beroepsgronden in over de uitbreiding van de Albert Heijn. De rechtbank vindt dat in strijd met een goede procesorde. De rechtbank, het college en ook derden zoals de Albert Heijn rekenen er zo kort voor de zitting niet meer op dat er nog hele nieuwe beroepsgronden worden ingediend. Dat eiser in bezwaar wel gronden heeft ingediend over de uitbreiding van de Albert Heijn verandert daar niets aan, want in beroep is het beoordelingskader beperkt tot de gronden die in deze beroepsprocedure zijn aangevoerd.
8. De rechtbank neemt dus het advies van Kraan & De Jong over de uitbreiding van de Albert Heijn niet mee in deze procedure. Dat betekent dat de rechtbank alleen uitspraak doet over de beroepsgronden die gaan over de vergunningen voor de slagerij.

De beoordeling door de rechtbank

9. Eiser heeft verzocht om vergoeding van planschade die hij lijdt door de omgevingsvergunningen die aan de slagerij zijn verleend voor de barbecue met reclame en voor de condensor. Hij geeft aan dat daardoor de waarde van zijn appartement is gedaald. Het college heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat het volgens het college gaat om besluiten waarvoor geen planschadeschadevergoeding kan worden verleend.
10. In artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening staat dat een vergoeding van planschade wordt toegekend als iemand als gevolg van een besluit financiële schade lijdt die niet voor zijn rekening hoort te komen. In het tweede lid van dat artikel is een lijst opgenomen met de soorten besluiten waarvoor dit artikel geldt. Daaronder valt onder meer een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met een bestemmingsplan. [1]
11. De vergunningen die het college aan de slagerij heeft verleend voor de barbecue met reclame en voor de condensor zijn omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk. Omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk staan niet in de lijst van besluiten waarvoor een planschadevergoeding kan worden toegekend.
12. Eiser voert aan dat het college bij het verlenen van de vergunningen ten onrechte heeft aangenomen dat de barbecue met reclame en de condensor in het bestemmingsplan passen. Omdat dat niet zo is, hadden de vergunningen ook moeten worden verleend voor gebruik in strijd met een bestemmingsplan. Hij vindt daarom dat hij wel recht heeft op een vergoeding van planschade.
13. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vergunningen die zijn verleend aan de slagerij geen besluiten waarvoor planschade vergoed kan worden. Het zijn vergunningen voor het bouwen van een bouwwerk, en dat zijn besluiten die niet in de lijst van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening staan. Een discussie over de vraag of het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan kan worden gevoerd in een procedure tegen de vergunning zelf. In deze procedure over het planschadeverzoek kan die discussie niet worden gevoerd, want daarin zijn de verleende vergunningen het uitgangspunt. Dat betekent dat de argumenten van eiser over strijd met het bestemmingsplan er niet toe kunnen leiden dat de besluiten alsnog onder het bereik van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening vallen.
14. Het voorgaande betekent dat het college het planschadeverzoek van eiser terecht heeft afgewezen voor zover het de aan de slagerij verleende vergunningen betreft. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 december 2020 gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzitter, en mr. K. de Meulder en mr. E.C. Matiasen, leden, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.In artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening omschreven als ‘een besluit omtrent een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’.