ECLI:NL:RBMNE:2020:5703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
16/659906-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar en afwijzing van het verzoek tot onderzoek naar de Wet forensische zorg

Op 28 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [betrokkene], geboren in 1984, die sinds 28 november 2018 onder terbeschikkingstelling staat vanwege mensenhandel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het verlengingsadvies van de inrichting, waarin werd gesteld dat er nog steeds sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken, en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. Het verzoek van de verdediging om de tbs-maatregel te vervangen door een zorgmachtiging op basis van de Wet forensische zorg werd afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de behandeling van betrokkene nog niet ver genoeg gevorderd was om een dergelijke beslissing te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een kortere verlenging rechtvaardigen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659906-16 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 december 2020
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2018 waarbij de betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege mensenhandel, meermalen gepleegd;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 28 november 2018;
- de vordering van de officier van justitie van 20 november 2020, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het verlengingsadvies van 12 november 2020 van [verblijfplaats] , opgemaakt door [A] (Hoofd behandeling), [B] (psychiater) en [C] (Directeur Behandeling en Zorg en plv. hoofd van de instelling) inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 30 april 2019 tot en met 22 oktober 2020;
- een schrijven van 11 november 2020 van betrokkene aan de rechtbank;
- een verklaring van de partner van betrokkene, [D] ;
- de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 14 december 2020 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere;
- de aan de inrichting verbonden deskundige, dhr. [A] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Dit houdt, kort weergegeven, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische en antisociale kenmerken, waarbij eveneens sprake is van psychopathie. Hij is egocentrisch. De differentiaal diagnostiek zal verder uitgewerkt worden. Hij functioneert op een beneden gemiddeld niveau en kan makkelijk overschat worden. Tevens is er sprake van misbruik van cannabis en alcohol. Zijn persoonlijkheid is matig uitgerijpt en er is een onveilige hechting. Op 30 april 2019 is betrokkene opgenomen op de intensieve zorgafdeling. Hij liet denigrerend en onbetrouwbaar gedrag zien, vooral naar vrouwelijke begeleiders, en stelde zich grensoverschrijdend op. Na zijn overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling verergerde dit gedrag. Pas na de zomer van 2020 lukte het betrokkene zich minder frequent grensoverschrijdend naar vrouwen op te stellen, maar recent is de problematiek weer actueel. In de individuele therapiecontacten stelt hij zich wel constructief op, zodat begeleid verlof is aangevraagd. De verwachting is dat hij een regulier verloftraject zal doorlopen. Gelet op zijn beperkte leerbaarheid en zijn onbetrouwbaarheid is een tussenstap via proefverlof aan het eind van het traject denkbaar. Betrokkene lijkt binnen zijn mogelijkheden wel zijn best te doen, maar is vooral extern gemotiveerd en ervaart nauwelijks probleembesef. De gewetensfunctie is lacunair ontwikkeld. Zijn probleembesef is zeer ambivalent. Het lijkt er op dat hij een verdieping van zijn behandelproces wil afhouden omdat hij bang lijkt dat hij dan langer intramuraal moet verblijven. Bij een beëindiging van de tbs-maatregel wordt het recidiverisico hoog geschat. De behandeling zal nog meer dan twee jaar in beslag gaan nemen. De inrichting heeft daarom geadviseerd om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht en daarbij aangegeven dat de komende tijd toegewerkt wordt van individuele therapie naar groepstherapie. Betrokkene gaat meewerken aan EMDR-therapie. Daarmee hopen zij de onderliggende lading te treffen, waardoor de kans op boosheid in de toekomst vermindert. Betrokkene ontkent een aantal feiten waarvoor hij is veroordeeld stellig. Er wordt daarom een delictanalyse vanuit betrokkene gemaakt en één vanuit het dossier. In betrouwbaarheid en transparantie kan nog een stap gemaakt worden en betrokkene moet leren met de grenzen van vrouwen om te gaan. Het betreft over het algemeen een vrij taai dossier, omdat een persoonlijkheid niet zomaar verandert. Dit moet stapsgewijs gaan. Het grensoverschrijdende gedrag neemt af. Bij het begeleid verlof is het van belang dat betrokkene zijn beide gezinnen op kan zoeken. Zijn netwerk is belangrijk voor hem.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.
Daartoe is aangevoerd dat aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan, omdat er nog sprake is van een stoornis en van een hoog recidiverisico. Gelet op het indexdelict is ook voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De verloven bevinden zich nog in een pril stadium. Het is te vroeg om een maatregelenrapport op te laten stellen, zoals betrokkene graag wil, zodat de officier van justitie zich verzet tegen het verzoek om aanhouding.
Evenmin is er aanleiding om de verlenging van de tbs-maatregel te beperken tot één jaar, omdat niet te verwachten is dat de behandeling van betrokkene binnen een jaar is afgerond.
Het verweer dat in plaats van verlenging van de tbs-maatregel een zorgmachtiging kan worden afgegeven dient te worden verworpen, omdat een beslissing over de verlenging van de tbs-maatregel moet worden gegeven.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel af te wijzen, omdat er een andere minder vergaande mogelijkheid is via de Wet forensische zorg (hierna Wfz). Op grond van de Wfz kunnen ook zorgmaatregelen worden opgelegd, waarbij tevens wordt gekeken naar het recidiverisico. Het is van belang dat betrokkene er kan zijn voor zijn kinderen. Op grond van de Wfz kunnen dezelfde middelen en mogelijkheden worden ingezet als bij een verlenging van de tbs-maatregel, maar bij de Wfz kan familie meer betrokken worden. Het hoogste beveiligingsniveau, dat bij betrokkene van toepassing is, is niet nodig omdat er een andere voorziening voorhanden is.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de behandeling aan te houden zodat de rechtbank nader geïnformeerd kan worden. In dat onderzoek kan worden meegenomen welke toepassing van de Wfz mogelijk is en welke voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel dienen te gelden.
Meer subsidiair heeft de raadvrouw verzocht om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen zodat in de tussenliggende periode gezocht kan worden naar een minder zwaar regime voor betrokkene.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2018 veroordeeld voor mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het hof heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken, waarbij tevens sprake is van psychopathie. Tevens is er sprake van misbruik van cannabis en alcohol.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat het verlof nog niet is opgestart en dat begeleid verlof is aangevraagd. Betrokkene staat nog aan het begin van zijn behandeling. De komende periode zal gekeken worden naar hoe betrokkene omgaat met zijn begeleide verloven.
Het verzoek om de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, dan wel behandeling van betrokkene op grond van de Wfz wordt afgewezen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel en behandeling op grond van de Wfz thans prematuur, gezien de stappen die nog moeten worden gezet in zijn behandel- en resocialisatietraject.
De rechtbank gaat ook voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
Ook overigens is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met een jaar vereist.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank wijst af het verzoek tot aanhouding teneinde het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en behandeling van betrokkene op grond van de Wfz.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2020.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.