ECLI:NL:RBMNE:2020:5696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3818
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wijziging van vergunningvoorschriften bij onherroepelijke omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, Ontwikkelingsmaatschappij Beagle Vastgoed LX B.V., had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, waarin een verzoek om wijziging van twee vergunningvoorschriften bij een onherroepelijke omgevingsvergunning werd afgewezen. De vergunning, verleend op 29 november 2019, betrof de oprichting van een kantoorpand en het plaatsen van een keerwand. De verzoekster stelde dat de vergunningvoorschriften de verkoop, verhuurbaarheid en ingebruikname van het kantoorgebouw belemmerden en vroeg om deze te schrappen of te wijzigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet was gebleken van een evident onrechtmatig besluit of van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet had aangetoond dat zij in acute financiële nood zou komen te verkeren en dat de door haar gevraagde voorziening in feite zou ingrijpen op een onherroepelijke omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van verzoekster niet opwegen tegen het belang van de rechtszekerheid en de stabiliteit van de vergunning.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisendheid in zaken betreffende voorlopige voorzieningen en de noodzaak om een solide onderbouwing te geven voor financiële belangen. De beslissing is genomen zonder zitting en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3818

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2020 in de zaak tussen

Ontwikkelingsmaatschappij Beagle Vastgoed LX B.V ., verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J.G. Bäcker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder.

Inleiding

1.1
Aan verzoekster is op 29 november 2019 een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een kantoorpand en het plaatsen van een keerwand aan [adres] in [woonplaats] . Verzoekster is als projectontwikkelaar betrokken bij de verhuur en verkoop van het kantoorgebouw. Aan de vergunning zijn onder meer de volgende twee voorschriften gesteld:
“10. Bij het in gebruik nemen van het kantoorgebouw dient binnen 300 meter van het kantoorgebouw [adres] minimaal 41 parkeerplaatsen duurzaam beschikbaar te zijn anders dan op eigen terrein.”en
“11. Een bouwwerk mag niet in gebruik worden gegeven of genomen indien niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige voorschrift.”De vergunning staat per 11 januari 2020 in rechte vast.
1.2
Omdat de vergunningvoorschriften volgens verzoekster de verkoop, verhuurbaarheid en ingebruikname van het kantoorgebouw belemmeren, heeft zij verweerder op 10 juli 2020 gevraagd om deze te schrappen, dan wel om voorschrift 10 als volgt te wijzigen:
“10. Bij het in gebruik nemen van het kantoorgebouw dienen binnen 300 meter van het kantoorgebouw [adres] minimaal 41 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn voor de huurder/gebruiker van het kantoorgebouw door middel van een huur- of optieovereenkomst.”Bij besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dat verzoek afgewezen, omdat de voorschriften volgens verweerder een duurzame oplossing bieden voor de parkeerbehoefte ter plaatse.
1.3
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen als ordemaatregel, in afwachting van de behandeling van de bezwaren.

Beoordeling van het verzoek

2. De voorzieningenrechter doet uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening zonder het verzoek op een zitting te behandelen. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond, afgewezen. Waarom dat zo is, legt de voorzieningenrechter hierna uit.
3. Verzoekster heeft bij haar verzoek om een voorlopige voorziening verzocht om niet alleen het bestreden besluit, maar ook de genoemde vergunningvoorschriften te schorsen tot dat verweerder een besluit heeft genomen op haar bezwaar. Volgens verzoekster staan de vergunningvoorschriften de ingebruikname, en daarmee de verhuurbaarheid, van het kantoorgebouw op korte termijn in de weg, wat leidt tot onevenredig hoge kosten.
4. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat gelet op de betrokken belangen vereist. Als het gaat om financiële belangen, zoals hier aan de orde, is dat niet snel het geval. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement of een acute financiële noodsituatie, neemt de voorzieningenrechter aan dat onverwijlde spoed ontbreekt. Als het bestreden besluit door de voorzieningenrechter ook niet als evident onrechtmatig wordt beoordeeld, zal de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening treffen.
5. In de dossierstukken en in wat verzoekster heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen reden voor het oordeel dat sprake is van onverwijlde spoed. Verzoekster heeft niet concreet gemaakt en ook niet met stukken onderbouwd, dat zij in afwachting van een besluit op haar bezwaarschrift in acute financiële nood komt te verkeren, anders dan wat valt binnen het normale bedrijfsrisico. Bovendien strekt de door verzoekster gevraagde voorziening in feite tot het ingrijpen op een onherroepelijke omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter vindt dat het niet onderbouwde financiële belang van verzoekster het treffen van een dergelijke verstrekkende voorziening, niet vereist. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mee dat verzoekster klaarblijkelijk geen aanleiding heeft gezien om (tijdig) bezwaar te maken tegen de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft op basis van een voorlopige beoordeling verder geen reden om ernstig aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit te twijfelen. De dossierstukken en de gronden die verzoekster heeft aangevoerd geven daar geen aanleiding toe.
6. Omdat niet is gebleken van onverwijlde spoed die dat gelet op de betrokken belangen vereist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 22 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.