ECLI:NL:RBMNE:2020:5694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2790
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit en nieuw besluit inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar verzoek van 9 januari 2020 tot herkeuring van werknemer [werknemer] in het kader van de Wet Werk en Inkomens naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 2 september 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op dit verzoek, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van [werknemer] ongewijzigd is vastgesteld op 100%. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres met haar beroep het beoogde doel heeft bereikt, namelijk dat verweerder een besluit heeft genomen. Hierdoor heeft eiseres geen (proces)belang meer bij een uitspraak op haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en verklaart de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.

De rechtbank overweegt verder dat eiseres haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht heeft ingediend, gezien de tijd die verstreken is voordat verweerder een besluit heeft genomen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-- en bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,-- aan haar vergoedt. Daarnaast heeft de rechtbank op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb vastgesteld dat het beroep ook betrekking heeft op het besluit van 2 september 2020, omdat niet is gebleken dat verweerder geheel aan de bezwaren van eiseres tegemoet is gekomen. De rechtbank verwijst het nemen van een beslissing op het beroep tegen het besluit van 2 september 2020 naar verweerder, zodat deze een volledige heroverweging kan verrichten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.G. Blokziel)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
,verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar verzoek van 9 januari 2020 tot herkeuring van werknemer [werknemer] in het kader van de Wet Werk en Inkomens naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
Op 2 september 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 2 september 2020 alsnog heeft beslist op het verzoek van eiseres. In het besluit heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van [werknemer] in het kader van de Wet WIA ongewijzigd vastgesteld op 100%. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat verweerder een besluit nam op haar verzoek. Omdat verweerder dat heeft gedaan, heeft eiseres met haar beroep bereikt wat zij daarmee beoogde te bereiken. Dat betekent dat eiseres geen (proces)belang meer heeft bij een uitspraak op haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank zal het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder al op 25 juni 2020 een beslissing heeft genomen over de vergoeding van door verweerder verbeurde dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres. Daarin heeft verweerder de verbeurde dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,--.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen. Dat staat in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht ingediend, omdat het enige tijd heeft geduurd voordat verweerder een besluit heeft genomen op haar verzoek. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres voor haar beroep redelijkerwijs heeft gemaakt. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 525,--.
4. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,-- aan haar vergoeden.
Beroep tegen het besluit van 2 september 2020
5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit óók betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. Niet is gebleken dat verweerder geheel aan de bezwaren van eiseres tegemoet is gekomen, omdat eiseres heeft laten weten dat zij het niet eens is met het besluit van verweerder. Dat betekent dat het beroep van eiseres ook betrekking heeft op het besluit van 2 september 2020.
6. De rechtbank kan op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb bepalen dat het nemen van een beslissing op dit beroep wordt verwezen naar het orgaan waarbij bezwaar tegen het alsnog genomen besluit kon worden gemaakt. De rechtbank ziet daar in dit geval aanleiding toe. Het is immers eerst aan verweerder om, aan de hand van de bezwaren van eiseres, een volledige heroverweging van het besluit van 2 september 2020 te verrichten.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,--;
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,-- aan haar vergoedt;
 verwijst het nemen van een beslissing op het beroep tegen het besluit van 2 september 2020 naar verweerder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.K. de Bruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 30 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit is een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.