ECLI:NL:RBMNE:2020:5692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2061
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de toegekende WGA-vervolguitkering

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van zijn WGA-vervolguitkering. Eiser was tot 1 maart 2015 werkzaam als procesoperator en is daarna werkloos geworden. Na een ziekmelding op 19 maart 2018 ontving hij een Ziektewetuitkering. Op 28 november 2019 heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd. Na medisch onderzoek door het Uwv is vastgesteld dat eiser per 16 maart 2020 voor 43,32% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 16 oktober 2020, waar eiser aanwezig was en de gemachtigde van het Uwv via Skype deelnam. De rechtbank heeft beoordeeld of de medische rapporten en de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van het Uwv aan de wettelijke eisen voldoen. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische situatie. De rechtbank oordeelt echter dat de medische rapporten voldoen aan de gestelde voorwaarden en dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid juist is. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat de beslissing van het Uwv om de WGA-vervolguitkering toe te kennen op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45% terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2061

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1
Eiser is tot 1 maart 2015 werkzaam geweest als procesoperator voor gemiddeld 40 uur per week. Hij is per die datum werkloos geworden. Het Uwv heeft aan eiser per 1 april 2015 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Op 19 maart 2018 heeft eiser zich ziek gemeld. Vervolgens heeft het Uwv aan eiser een Ziektewetuitkering toegekend.
1.2
Eiser heeft op 28 november 2019 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om te beoordelen of hij daarvoor in aanmerking komt, heeft een arts van het Uwv eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 16 maart 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Van het medisch onderzoek heeft de arts op 20 januari 2020 een verslag opgesteld. Die medische beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er functies zijn die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat eiser in deze functies gemiddeld kan verdienen en wat het verschil is met het loon dat hij verdiende in zijn laatste baan. Daaruit volgt dat eiser voor 42,95% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft op 30 januari 2020 besloten dat eiser per 16 maart 2020 recht heeft op een WGA-vervolguitkering op basis van de Wet WIA, gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
1.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Vervolgens hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv opnieuw onderzoek gedaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt één functie niet passend en gebruikt een andere wel voor eiser passend geachte functie. Uit de berekening volgt dan een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,32%. Ook dit valt binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%.
Hierna heeft het Uwv in het besluit van 29 april 2020 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.4
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De zaak is behandeld op een zitting op 16 oktober 2020. Eiser is verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft via skype-verbinding aan de zitting deelgenomen.

Het geschil

2. Volgens verweerder is eiser per 16 maart 2020 voor 43,32% arbeidsongeschikt. Eiser is het hier niet mee eens.
Aan de hand van wat eiser in beroep heeft aangevoerd, moet de rechtbank beoordelen of verweerders conclusie dat eiser voor 43,32% arbeidsongeschikt is, juist is. Daarbij gaat het om de medische situatie van eiser op 16 maart 2020. Dit is de datum waar het in deze zaak om gaat.

Beoordeling van het geschil

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoen de rapporten aan de drie voorwaarden?
4. Eiser voert in beroep aan dat hij zich niet serieus behandeld voelt. Hij is slechts door één - een al gepensioneerde - arts gezien en heeft op het spreekuur slechts een paar bewegingstestjes volgens een verouderd protocol moeten doen. Die arts had hem daarvoor ook nog eens 20 minuten laten wachten. In de bezwaarprocedure is hij helemaal niet gezien door een verzekeringsarts. Er was hem toegezegd dat telefonisch contact zou worden opgenomen, maar dat is niet gebeurd. Het Uwv heeft zonder nader onderzoek op zijn bezwaar besloten. Eiser vindt daarom dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest.
5. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen reden voor het oordeel dat de medische rapporten niet aan de voorwaarden voldoen. Eiser is door de arts [A] op het spreekuur onderzocht. Uit het rapport van deze arts van 20 januari 2020 blijkt dat de arts de in het dossier beschikbare medische informatie heeft bestudeerd, waaronder de eerdere medische rapporten in het kader van de Ziektewet en de informatie van de behandelend reumatoloog [B] . De arts heeft de beschikbare informatie en zijn bevindingen van het spreekuuronderzoek betrokken bij zijn beoordeling. Het rapport is getoetst door verzekeringsarts De Rijk . Het enkele feit dat het medisch onderzoek op het spreekuur kort heeft geduurd en summier was, betekent op zichzelf nog niet dat het ook onzorgvuldig is geweest. In bezwaar heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Ebbelaar alle in het dossier beschikbare medische gegevens bestudeerd en meegenomen in de beoordeling. Zij heeft daarbij ook de informatie van de reumatoloog van 18 december 2018 betrokken. In haar rapport van 17 april 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de medische beoordeling daarmee aan de voorwaarden. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser niet heeft opgeroepen voor een spreekuuronderzoek maakt niet dat haar onderzoek onzorgvuldig is. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep is in zijn algemeenheid niet verplicht eigen (lichamelijk) onderzoek te verrichten, indien ook op basis van andere informatie voldoende inzicht kan worden verkregen in de klachten en beperkingen van de belanghebbende.
Nu Ebbelaar over de recentste informatie van de reumatoloog beschikte en eiser geen nadere medische informatie heeft overgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
6. Eiser stelt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat de medicatie in overleg met de reumatoloog is aangepast en verzwaard vanwege ontstekingsverschijnselen. De verzwaarde medicatie duidt erop dat zijn situatie juist verslechtert en niet verbetert en hij verdergaand beperkt moet worden geacht.
7.1
De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van verweerders besluit. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep Ebbelaar over de belastbaarheid van eiser volgen. Ebbelaar legt uit in haar rapport van 17 april 2020 dat niet gesteld wordt dat er sprake is van een volledig herstel. Het gaat om de beoordeling van de belastbaarheid van eiser zoals vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst van 15 januari 2020. Die komt volgens Ebbelaar volledig tegemoet aan het klinische beeld en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek van de reumatoloog. Ebbelaar baseert zich daarvoor op de op dat moment recentste beschikbare informatie van de behandelend reumatoloog van 18 december 2018 met daarin ook de bevindingen van het door de reumatoloog bij eiser verricht lichamelijk onderzoek. Omdat er geen recentere informatie is van de reumatoloog leidt Ebbelaar daaruit af dat er tot de beoordelingsdatum geen sprake is geweest van het optreden van ontstekingen op basis van reumatoïde artritis of chondrocalcinosis.
7.2
De wijziging en verzwaring van de medicatie heeft het Uwv in beroep nog voorgelegd aan Ebbelaar . Op 8 oktober 2020 heeft Ebbelaar kort gerapporteerd dat de wijziging kennelijk na de datum in geding (dat is: 16 maart 2020) is ingegaan en zo niet dat het geen invloed heeft op eisers vastgestelde belastbaarheid per die datum.
7.3
De rechtbank ziet in de stukken geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Dat eiser vindt dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen of dat eiser zijn klachten anders ervaart, maakt nog niet dat de medische beoordeling niet juist is.
7.4
Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
8. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat de beperkingen zoals deze zijn vastgesteld juist zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Oudenaller heeft in zijn rapport van 23 april 2020 beoordeeld welke functies op basis daarvan geschikt zijn voor eiser. Hij heeft daarbij gekeken naar de werkzaamheden die horen bij deze functies en geconcludeerd dat deze de vastgestelde belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Eiser heeft hier geen beroepsgronden tegen aangevoerd en de rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan de beoordeling.

Welke conclusie trekt de rechtbank?

9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 16 maart 2020 voor 43,32% arbeidsongeschikt was. Verweerder is er bij de beoordeling dus terecht van uitgegaan dat eiser in de klasse 35 tot 45% arbeidsongeschikt valt. Dit betekent dat verweerder de aan eiser per 16 maart 2020 toegekende vervolguitkering terecht heeft gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
10. Dit betekent dat het beroep niet slaagt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.