ECLI:NL:RBMNE:2020:5684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/475823 / FO RK 19-244
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag over minderjarigen en benoeming van een voogd

Op 3 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de ouders over drie minderjarigen, geboren in 2009, 2015 en 2017. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft op 19 februari 2019 een verzoekschrift ingediend om het gezag van de ouders te beëindigen en Samen Veilig Midden-Nederland als voogd te benoemen. De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag, maar de rechtbank oordeelde dat de thuissituatie onveilig was door huiselijk geweld en verwaarlozing, en dat de kinderen hierdoor beschadigd waren geraakt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2019 waren de ouders en pleegouders aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De rechtbank concludeerde dat de ouders niet in staat waren om de kinderen te beschermen en dat de kinderen in hun pleeggezinnen beter tot ontwikkeling kwamen. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de ouders beëindigd, waarbij de GI als voogd is benoemd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ongeacht een mogelijk hoger beroep.

De rechtbank benadrukte dat het beëindigen van het gezag niets verandert aan het recht op contact tussen de ouders en de kinderen, maar dat het belang van de kinderen altijd voorop moet staan. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/475823 / FO RK 19-244
Beschikking van 3 januari 2020
in de zaak van:
De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie [locatie] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de Raad,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1] ,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S. Vermeulen,
[belanghebbende 2] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr C.M. Lattmann-van der Heijde,
de heer en mevrouw [achternaam 1] ,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de pleegouders van [voornaam van minderjarige 1] ,
de heer en mevrouw [achternaam 2] ,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de pleegouders van [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] ,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De Raad heeft op 19 februari 2019 bij de griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, met als bijlage het rapport van 11 februari 2019, en verzocht om het gezag van de ouders over de nader te noemen [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] te beëindigen en Samen Veilig Midden-Nederland tot voogd te benoemen.
1.2.
De rechtbank heeft verder ontvangen:
  • een brief van de Raad van 9 augustus 2019, met in de bijlage een aanvullend rapport;
  • een verweerschrift van de vader, binnengekomen op 2 december 2019.
1.3.
Op 2 december 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de pleegouders van [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] ;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming;
  • mevrouw [B] namens de GI;
  • mevrouw [C] namens [naam instelling] .
1.4.
De pleegouders van [voornaam van minderjarige 1] hebben de rechtbank bericht dat zij om gezondheidsredenen niet bij de mondelinge behandeling aanwezig konden zijn.

2.Beoordeling

Waar gaat het over?
2.1.
De ouders hebben samen drie kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] .
2.2.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen. Bij beschikking van deze rechtbank van 24 juli 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld en vervolgens bij beschikking van 28 april 2017 ook uit huis geplaatst. Zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging uithuisplaatsing zijn vervolgens steeds verlengd. [voornaam van minderjarige 1] verblijft in een pleeggezin en [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] verblijven samen in een ander pleeggezin.
2.3.
De Raad verzoekt het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland tot voogd over de kinderen te benoemen. De ouders zijn het niet eens met het verzoek van de Raad en vinden dat het verzoek moet worden afgewezen.
Beëindiging van het gezag
2.4.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen en het gezag van de ouders over [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] beëindigen. De rechtbank vindt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten op grond waarvan het gezag van de ouders kan worden beëindigd. [1] Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij dat vindt.
2.5.
De rechtbank vindt dat het perspectief van de kinderen niet bij de ouders ligt. De thuissituatie bij de ouders was zowel fysiek als emotioneel niet veilig voor de kinderen. Er was onder meer sprake van huiselijk geweld en verwaarlozing. De vader wijt dit nu vooral aan de verslavingsproblematiek van de moeder en de slechte relatie tussen ouders. Maar de vader geeft hiermee onvoldoende blijk van inzicht in zijn eigen aandeel in de situatie. De ouders zijn er allebei niet in geslaagd om de kinderen te beschermen. De kinderen zijn hierdoor beschadigd geraakt. Zo zijn er zorgen over de hechting van alle drie de kinderen. [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] hebben bovendien een ontwikkelingsachterstand. Daarnaast hebben zij problemen met hun gedrag en emotieregulatie (dat wil zeggen: de vaardigheden die zij hebben om met emoties om te gaan). Zij hebben beiden intensieve hulpverlening nodig.
2.6.
De situatie van de moeder is nog niet stabiel. Er zijn ondanks intensieve hulpverlening terugkerende zorgen over (terugval in) het middelengebruik van de moeder en haar keuzes voor (gewelddadige) partners. De moeder ziet dat ook wel in en wil graag dat de kinderen bij haar moeder of oma gaan wonen. De rechtbank kan dat niet beslissen omdat de Raad/de GI hier geen verzoek toe heeft gedaan, maar zij vindt het gelet op wat hierna onder 2.8 wordt overwogen ook niet wenselijk als de kinderen bij hun oma of overgrootoma zouden gaan wonen.
2.7.
De vader zegt graag voor de kinderen te willen zorgen, maar de rechtbank vindt dat niet realistisch. De vader heeft vanaf augustus 2017 gedetineerd gezeten. Hij heeft de kinderen sindsdien nauwelijks gezien. [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] zullen gezien hun leeftijd geen actieve herinneringen aan de vader hebben. De vader heeft gewerkt aan zijn agressieregulatie, maar de rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de opvoedvaardigheden van de vader tijdens zijn detentie zouden zijn verbeterd. Zodra de vader binnenkort vrijkomt (al dan niet met een enkelband), dan moet hij zijn leven opnieuw gaan vormgeven. Dat zal het nodige van de vader vragen. De zorg voor de kinderen past daar niet bij.
2.8.
De kinderen vragen, juist vanwege hun verleden, extra veel van hun opvoeders. In de pleeggezinnen, waar zij al bijna tweeënhalf jaar verblijven, ontwikkelen de kinderen zich positief en krijgen zij de ondersteuning die zij nodig hebben. De kinderen zijn in hun pleeggezin gehecht. Het opnieuw wisselen van opvoeders zou hun hechting in het pleeggezin doorbreken. Hierdoor zouden de kinderen nog meer schade oplopen in hun ontwikkeling. De rechtbank vindt dit niet in hun belang. De rechtbank merkt hierover nog op dat een tijd onduidelijk is geweest of [voornaam van minderjarige 1] in zijn huidige pleeggezin kan blijven. De pleegzorgmedewerker van [naam instelling] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat van onduidelijkheid geen sprake meer is en dat [voornaam van minderjarige 1] kan blijven. Ook in het geval dat [voornaam van minderjarige 1] onverhoopt niet kan blijven, vindt de rechtbank echter gelet op het voorgaande dat de ouders niet voor [voornaam van minderjarige 1] kunnen zorgen.
2.9.
De rechtbank zal [voornaam van minderjarige 1] ook niet (laten) horen, zoals de vader heeft gevraagd. De rechtbank vindt dit namelijk gezien de situatie te belastend voor [voornaam van minderjarige 1] . [voornaam van minderjarige 1] is nog jong en hij heeft al aangegeven niet te willen kiezen tussen de ouders en de pleegouders.
2.10.
Tot slot merkt de rechtbank op dat het feit dat zij het gezag van de ouders beëindigt, niets verandert aan het recht op het contact tussen de ouders en de kinderen. Wel zal hierbij steeds het belang van de kinderen voor ogen moeten worden gehouden.
Voogdij
2.11.
De rechtbank zal de GI benoemen tot voogd. Zij vindt een neutrale, professionele voogd het meest passend gezien de (hiervoor omschreven) complexe situatie en de GI is zo’n neutrale, professionele instantie. Beide pleegouders willen ook het liefst dat de GI de voogdij krijgt.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
De rechtbank zal haar beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing moet worden uitgevoerd, totdat eventueel in hoger beroep anders wordt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beëindigt het gezag van de moeder en de vader over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] ;
3.2.
belast Samen Veilig Midden-Nederland met de voogdij over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] ;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. G.L.M. Urbanus en mr. M.E.A. Braeken, allen (kinder)rechter, in aanwezigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek