4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelenfeit 1
Getuige [slachtoffer 1] verklaart dat hij een televisie had gekocht van een man die terug ging naar Polen, die man had geld nodig.Zaterdag (de rechtbank begrijpt: 18 april 2020) kwam [voornaam van verdachte] , een lange man, bij hem in het huisje. Hij zei dat de televisie van zijn vriend was. Getuige zei dat hij deze had gekocht. [voornaam van verdachte] wilde deze televisie pakken en meenemen. Er ontstond een worsteling, getuige is drie keer gevallen. [voornaam van verdachte] heeft de televisie meegenomen.
In een proces-verbaal van bevindingenwordt onder meer gerelateerd dat getuige [slachtoffer 1] tegenover de verbalisanten heeft verklaard dat hij bij de worsteling klappen op zijn hoofd heeft gehad.
Getuige [slachtoffer 2] verklaart dat hij met [voornaam van slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) een biertje zat te drinken.Ineens kwam die man binnen. Hij wilde de televisie meenemen. Het was een lange man, volgens hem heette hij [voornaam van verdachte] . Hij kwam binnen en liep meteen naar de televisie. [voornaam van slachtoffer 1] protesteerde hier meteen tegen, er ontstond een worsteling. [voornaam van slachtoffer 1] is geslagen en gevallen. Die man, [voornaam van verdachte] , heeft de televisie meegenomen en zei dat deze van zijn vriend is. Zij hebben toen meteen gebeld met een vrouwelijke coördinator. Zij heeft meteen de beveiliging van het park gebeld. De beveiliging kwam meteen naar hen toegereden en zij zijn op zoek gegaan naar de gestolen televisie.
Getuige [getuige 1] verklaart dat er eerder op de avond een ruzie was geweest tussen een bewoner van chalet [nummeraanduiding 1] en een bewoner van chalet [nummeraanduiding 2] . Hij vertelde dat deze ruzie zou
gaan om een televisie.Verbalisant vroeg aan getuige [voornaam van getuige 1]
(de rechtbank begrijpt: [getuige 1] )wie de persoon was die eerder op de avond ruzie had gehad met de bewoners van chalet [nummeraanduiding 1] .
Hij hoorde hem vertellen dat de persoon woonde in chalet [nummeraanduiding 2] . Getuige liet hem een foto zien op zijn telefoon. Op deze foto zag de verbalisant de naam [verdachte] staan. Tevens zag hij hierbij het chaletnummer [nummeraanduiding 2] vermeld staan.
Getuige [getuige 1] verklaart dat de mensen van nummer [nummeraanduiding 1] spraken met zijn collega [voornaam van getuige 2] .Ze vertelden dat [voornaam van verdachte] een tv had gestolen. [voornaam van getuige 2] ging met hem naar huisnummer [nummeraanduiding 2] . Hier woont [voornaam van verdachte] . In het huisje vonden zij [voornaam van verdachte] met die tv. Zij vroegen aan de mensen die in het huisje waren van wie die tv was. Ze zeiden dat die tv van niemand was. In het huisje waren [voornaam van verdachte] en twee collega’s van [voornaam van verdachte] . Getuige heeft de tv meegenomen en teruggebracht naar de bewoners van [nummeraanduiding 1] .
Getuige [getuige 2] verklaart dat die middag mensen naar hem toe waren gekomen die hem vertelden dat die man heeft geslagen en van die man een tv heeft gestolen.Zijn coördinator
belde hem later op en zei tegen hem dat hij die televisie heeft gestolen. Hij liep naar het huisje waar deze jongen woont, daar zat hij met meerdere bewoners. Getuige ging naar binnen, zag de tv, nam deze mee en bracht hem terug naar de eigenaar.
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank acht gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de persoon die de televisie heeft weggenomen een lange man was, die [voornaam van verdachte] heette. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting waargenomen dat verdachte een lange man is. Daar komt bij dat getuige [getuige 1] aan de verbalisant een foto heeft laten zien van de betreffende man en dat blijkt verdachte te zijn. Verder blijkt uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat zij de televisie in chalet [nummeraanduiding 2] , het huisje waar verdachte woonde, hebben aangetroffen.
Bewijsmiddelen feit 2
[A] heeft, namens [bedrijfsnaam] B.V., aangifte gedaan van brandstichting gepleegd op 19 april 2020 aan de [adres] in [plaatsnaam] .Een bewoner van het park had brand gesticht bij huisje [nummeraanduiding 1] .
Getuige[slachtoffer 2]
verklaart dat er ineens iemand tegen de deur stond te schoppen. Ineens zag hij brand tegen de ramen.Getuige verklaart dat er een paar seconden zaten tussen dat [voornaam van verdachte] weg liep, hij op de bank ging zitten en de brand er was.
Uit het rapport van het NFI van 20 mei 2020 volgt dat er een monster is genomen van een terrastegel ter hoogte van de toegangsdeur (SIN: AAMN8260NL).In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
Uit het forensisch brandonderzoek volgt dat kon worden vastgesteld dat brand was ontstaan op het pad en het terras naast het chalet. Gelet op de aangetroffen roetplekken op het pad en het terras en de uitgevoerde metingen met de PID meter is een ontbrandbare vloeistof (benzine) op deze plaatsen uitgegoten en tot ontbranding gebracht.
Verder volgt uit dat onderzoek dat als de brand niet tijdig was ontdekt en geblust, de brand zich verder had kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan het object te verwachten was geweest.Tijdens het incident was er in het object een persoon(en) aanwezig. In onderhavige casus was er dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten.
Getuige [slachtoffer 4] verklaart dat hij op het moment van het ontstaan van de brand sliep.
Hij had samen met een maat 0,7 liter whisky gedronken.
Verdachte verklaart op 20 april 2020 tegenover de politie dat de brand een ongelukje was.
Verdachte verklaart op 22 april 2020 tegenover de rechter-commissaris opnieuw dat de brand een ongeluk was.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting.
De verdediging heeft gepersisteerd bij het kunnen horen van de getuige [slachtoffer 2] . Dat verzoek wijst de rechtbank af. Uit het proces-verbaal dat door de rechter-commissaris is opgemaakt blijkt dat de getuige tot tweemaal toe is opgeroepen om te verschijnen bij de rechter-commissaris en dat hij beide keren niet is verschenen. Daarbij is de getuige twee keer gedagvaard op het GBA-adres. Beide keren is deze dagvaarding niet aan de getuige betekend en overhandigd. De rechter-commissaris zag geen mogelijkheden meer om de getuige te horen. De rechtbank stelt dan ook vast dat meerdere pogingen zijn ondernomen om de getuige te horen en dat dit niet is gelukt. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet te verwachten is dat deze getuige alsnog binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord.
De rechtbank is verder van oordeel dat de eerdere door de getuige [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zoals hiervoor weergegeven, kan worden gebruikt voor het bewijs. Daartoe overweegt de rechtbank dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op deze getuigenverklaring, maar in belangrijke mate ook op de verklaring van verdachte zelf, zoals hiervoor weergegeven.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de verklaringen die de medebewoners ( [B] , [C] en [D] ) van huisje nummer [nummeraanduiding 2] hebben afgelegd. Zij verklaren dat verdachte 1 à 2 weken voor de brandstichting benzine aan hen had getoond en laten ruiken. Verder blijkt ook uit hun verklaringen dat verdachte heeft verteld dat hij van plan was om een auto in de brand te steken.